daagsche bestaan en daardoor voor ,,ta" en „memme" (vader en moeder) „bessie" en „bappe" (grootmoeder en grootvader), ja zelfs voor „de kajeren" (de kinderen) een gemoedswaarde bezitten, die door een buitenstaander niet hoog genoeg is aan te slaan. Daar zijn de in mahoniehouten glimmend-rood gewreven lijsten geëncadreerde „gedachtenissen" van het 25-jarig huwelijksfeest; daar zien we nog met fraaie krul letters de Nieuwjaars- en Verjaardag-wenschen, de familieportretten, die herinneringen wekken aan verdronken broers en neven, aan tantes en nichten als „roode" en „witte" bruiden, aan „schoone" en „kladdige" koks; aan kinderen „in't pak", bij den doopgang of in de „droeldroel". En dan overal de fraaie porseleinen borden met hun dikwijls zoo levenswijze opschriften, ervan getuigend hoe een Marker leeft met hetgeen zijn botter en zijn huis, zijn meubels en zijn sieraad tot hem te zeggen hebben. Van vroomheid en God's vertrouwen verhalen die „versjes" op de lage deurtjes der botter-loggies. Zoo las ik in het Marker haventje op de M.K. 59: „O Groote God van eeuwigheden Wilt Gij op zee ons leidsman wezen Ons ondersteunen in den nood Wil ons dan Uwen zegen geven Als wij tot visschen ons begeven Want door Uw hand komt alles voort!" En op de Marker botter 134, eigendom van PlET VISSER, Lid van de Generale Commissie tot uitvoering van de Zuiderzee-steunwet, staat op het loggie-deurtje „Visschers vischt steeds ongestoord Hopend op Gods Zegen voort Laat uw vangst 't zij groot of klein Steeds voor U Gods Zegen zijn, Geeft voor al uw vangst den Heer Altijd dank, geef Hem de eer!" Niet alleen in de eenzaamheid van zijn visschersbestaan op zee, maar ook in de veilige beslotenheid van zijn werf-huisje wenscht de Marker waarschuwende en ver manende opschriften om zich te hebben. Ziet daar hangt een fraaie blauwe porseleinen schotel (afb. 12), die in het midden met zwierige krulletters onze nieuwsgierigheid opwekt in ZIET WAT DAT HIER AGTER STAAT Keeren wij den schotel om (afb. 13), dan lezen wij op het witte achtervlak de vermaning BID EER' GIJ AAN 't EETEN GAAT. Naast deze 'vermanende spreuken getuigen andere van menschenkennis en wereld wijsheid. Zoo las ik op een bord „Een huwelijk om geld Is met ondeugd verzelt." i

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 6