Voor het rijden bij nacht en vooral bij mist, bevorderen boomen de veiligheid daarentegen in hooge mate. Ieder ervaren automobilist heeft wel eens ondervonden hoe moeilijk het kan zijn onder die omstandigheden den weg te houden en welk een verademing het dan is op een beplanten weg te komen, waar het licht der lantaarns door de boomstammen wordt opgevangen. Het slipgevaar op asphaltwegen is een vraagstuk op zichzelf, een zeer belangrijk vraagstuk, dat thans gelukkig in hooge mate de aandacht der technici heeft, doch waarbij de beplanting slechts een ondergeschikte rol speelt. Zoowel hier te lande als elders zijn voor eenige jaren asphaltwegen aangelegd, die ook de geheel onbeplante na regen zóó glad worden, dat zij niet zonder gevaar te berijden zijn. Bij verschillende nieuwere procédés is dit echter niet het geval en zeker is het van groot belang, dat bij de keuze der verharding voor de nieuwe wegen hiermede zeer in het bijzonder rekening worde gehouden. Het bezwaar dat bij eenige snelheid het voortdurend passeeren van boomen vermoeiend voor de oogen is en het uitzicht belemmert, geldt ook alleen als de boomen te dicht op den weg staan, hetgeen bij nieuwe wegen vermeden kan worden. En nu het natuurschoon. Zeker, een weg zooals de door den heer BOELEN genoemde, op eenigen afstand door boomgroepen omzoomd, kan in vele gevallen nog schooner zijn dan een beplante chaussée. Sommige gedeelten van den weg tusschen 's Gravenhage en den Deyl hebben zelfs aan schoonheid gewonnen door het vellen van het onmiddellijk langs den weg staand geboomte. Maar dit geldt alleen voor wegen, loópende door een boschstreek of door gronden van eigenaars die liefde voor natuurschoon hebben. Het overgroote deel der rijkswegen wordt echter omzoomd door bouw- en weilanden, welker eigenaars er niet aan denken boomgroepen op hun terrein te dulden. Een boer beschouwt iederen boom als een vijand. In verreweg de meeste gevallen zal het Rijk dus alleen de keus hebben tusschen regelmatig beplante lanen of geheel boomlooze wegen. Somtijds zullen de laatste, ook uit een schoonheidsoogpunt, de voorkeur verdienen. Zoo zijn er in het golvend heide landschap van de Veluwe enkele wegen b.v. die van Garderen naar het Uddeler Meer welke door beplanting een deel van hunne schoonheid zouden inboeten. Dergelijke gevallen zullen echter tot de uitzonderingen behooren, vooral in de grooten- deels vlakke en kale streken, die thans in de eerste plaats voor den aanleg van nieuwe autowegen in aanmerking komen. Hier dient uit een oogpunt van natuurschoon stellig de voorkeur te worden gegeven aan groote lanen, zooals ons voorgeslacht die in verschillende deelen des lands heeft geplant en waarvan men de wedergade in geheel Europa niet vindt. Wie omtrent deze vraag nog in twijfel mocht verkeeren, behoeft niet de inderdaad afschuwelijke Auto-strade van Milaan naar Varese te gaan bezichtigen, hij kan volstaan met een rit langs de voorheen zoo schoone heirbaan van Nijmegen naar Maastricht, die sedert eenige jaren, eerst door roekelooze vellingen, later door de iepziekte, voor een groot deel van haar geboomte is beroofd. Hoeveel heeft daar het, toch wel vriendelijke, landschap aan schoonheid ingeboet; hoeveel aantrekkelijker is het op de nog ongeschonden gedeelten, gezien in de omlijsting van het geboomte. Een ander voorbeeld is de vroeger werkelijk indrukwekkende laan van het Keizersveer naar Breda, die door het afsterven van de hooge iepen alle bekoring verloren heeft. G. A. POS.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 8