DE GEVELS OUDE TURFMARKT 141, 143, 145. p 't naambordje staat Rokin, doch dat is niet goed; een Amsterdammer spreekt van Oude Turfmarkt. De-aan de Bank palende huizen zijn in den'loop der jaren aangekocht waarschijnlijk wel voor toekomstige uitbreiding. Omdat die toekomst mogelijk wel heel ver weg ligt en omdat de gevel 145 dringend technische herstelling behoefde werd daar een steiger voor gezet. Toen eerst bleek welk een fraai object deze gevel was en in hoe slechten om niet te zeggen gevaarlijken toestand deze verkeerde. Zoo ontstond als vanzelf een restauratie en toen deze klaar was volgden auto matisch de buren 143, 141. Huis Oude Turfmarkt 141 doet zijn plaats eer aan." 't Is een pakhuis en 't,is nooit anders geweest. Of 't voor turf diende? Denkelijk niet. Die turf zal aan de tjalk verhandeld zijn, zooals men 't nu nog ziet aan de Noordermarkt en't Amstelveld. Ons pakhuis zal betere koopwaar omsloten hebben. Hoe oud 't is? Moeilijk precies te zeggen. Een jaarsteen heeft de gevel niet. De kuif van den halsgevel m'oet den weg wijzen. Want die hals is heel merkwaardig. Omvat een rechtgeaarde halsgevel den geheelen zolder, deze begint eerst boven de zoldervensters en maakt het noodig opzij wegmoffelende muurtjes te doen ontstaan die den hals flankeeren. Nog. een stap verder in den nooit stilstaanden groei der kunstgeschiedenis van den Amsterdamschen gevel en de flankmuurtjes zwaaien omhoog naar een rechte gevellijst, waarvan dan de middenkuif slechts de herinnering aan den topgevel bewaart. Men vindt ze nog alom in de stad zulke kuiflijsten in Louis XV- en Louis XVI-vormen. Onze halsgevel heeft ornamenten die aan golvend zeewater en schelpen doen denken. Dat is Rococo, genaamd Rocaille, goüt rocailleux, die na den dood van LOUIS XIV, zoo om 't jaar 1715 inde mode kwam. Omdat 't wel even geduurd zal hebben eer die nieuwe mode de verre buitengewesten in 't Noorden bereikt zal hebben, is de gevel te dateeren op rond 1720. 't Is een mooie, ranke gevel. Goede wijn behoeft geen krans. Niet aldus dacht een vorig eigenaar die gansch den gevel volhing met reclameborden. Doch hij had water aan te prijzen, dat vergeeft veel. De gevel is vrij compleet. De luiken zijn geverfd in Spaansch groen, dat is goed-Amsterdamsch, van dat groen dat koperoxyd is, dat bij nat weer mat is en bij droog weer groen en als 't oud wordt blauwig, van die verf die niet om 't andere jaar overgedaan behoeft te worden doch die honderd jaar meedoet. De zijramen zullen eens open gaten met tralies diefijzers heeten ze geweest zijn, voor drogende koopwaar best doch voor centraleverwarming-, stofzuig en radiomenschen wat tochtiger zijn kleine-ruit-raampjes ingezet. De eerste verdieping behoort ook een pakhuisluik te hebben doch de meneer daarachter vond zulk een plankenschot niét zóó aantrekkelijk en bedong een glasvenster. De baksteen is donker bruin, echte achttiend'eeuwsche Vechtsche steen, lang en dun, Vechtsche moppen heeten die. Nu worden er geen moppen meer aan de Vecht gebakken met uitzondering van de Weespermoppen, doch dat is wat anders. De pakhuisluiken waar we over bezig waren hebben de onontbeerlijke rol in den bovenbalk en de schuine plank tegen 't inregenen. Want die gevels staan pal Zuid-West en krijgen regen en wind vlak in 't gezicht. De gevel is afgeloogd, dat wil zeggen van de olie die 't knoeiend voorgeslacht op de baksteen gesmeerd had en loog die wij erop smeerden is olie-en-loog oftewel zeep gemaakt en zoo de gevel gereinigd. .Toen keurig gevoegd en toen was 't klaar behoudens de echte afwerking dat geen menschenwerk is; dat doet de natuur, de zon, de wind en de regenvlagen en daar is geduld voor noodig.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1929 | | pagina 2