Salzburg 1911, konnte ich namens des Oesterreichischen Heimatschutzes erklaren: „Der
Heimatschutz will, indem er das Neuschaffen in Einklang mit der Umgebung zu halten
strebt, nicht Stilnachahmung sondern Anpassung, will keine Stilvorschriften. Der Stil ist
für die Einfügung in das Gesamtbild nicht das Entscheidende. Ein Platz mit kleinen
Barockhausern würde auch durch einen übergrossen Barockbau um seine schone Wir-
kung gebracht werden, nicht aber durch einen modernen Bau, der in den Grössen-
verhaltnissen, den Umrissen namentlich der Dachformen und in der Farbe sorgfaltig
zu seiner Umgebung gestimmt ist. Darauf kommt es vor allem an. Es ware eine Ver-
kennung des künstlerischen Charakters der Heimatschutzbewegung, wenn man von ihr
glauben oder fordern wollte dass sie dem grossen Genie, wenn dieses selbstschöpferisch
sich von der Tradition lösen und neue Wege weisen würde, sich entgegenstellte. Der
Heimatschutz will vorhande künstlerische Werte bewahren und vor Beeintrachtigung
durch Unwertiges schützen; aber er darf keine künstlerische Fessel sein. Er steht in
keinem Gegensatz zur modernen Kunst, in deren Schlichtheit, Zwecksinn, Streben nach
Materialechtheit und harmonischer Raumwirkung er gerade Eigenschaften wieder aufleben
sieht, welche dem naiven Schaffen unserer heimatlichen Volkskunst vielfach eigen waren.
„In dieser Auffassung glaubt der Heimatschutz alter und neuer Kunst gerecht zu werden,
und es ist davor zu warnen, ihn anders zu betreiben. Wenn man seine Erhaltungs-
absichten wahllos und gleich stark auf alles Alte ausdehnt, wenn man die Sache gewisser-
massen vom Sammlerstandpunkte nimmt und die Fühlung mit der Gegenwartskunst und
ihren Leistungen einbüsst, wenn man so zwischen alt und neu künstlich eine Kluft
aufreisst, dan schadet man dem Heimatschutzgedanken und nimmt ihm seine Kraft. Der
Heimatschutz ist nicht Antiquitatenliebhaberei sondern ein lebendiges Element der
künstlerischen Gegenwartskultur".
Immer mehr haben wir seither in Oesterreich dahin gearbeitet, Heimatschutz zu
treiben im Sinne einer Weltanschauung, die in der wechselseitigen Durchdringung der
meist gesondert und einseitig vertretenen Interessen wirtschaftlicher, sozialer und künst-
lerischer Art die Voraussetzung wahrhafter Heimat-, Volks- und Menschheitskultur
sieht und anstrebt.
et doel van de Centrale Vereeniging voor School- en Werktuinen en Boomplant
dagen in Nederland is in de Statuten als volgt neergelegd:
„De Vereeniging stelt zich ten doel de belangstelling van ons volk voor natuur
„en bodemcultuur op te wekken door bevordering van enz.
De voornaamste middelen om tot dat doel te geraken liggen reeds vermeld in den
naam der Vereeniging, n.1. propaganda maken om te komen tot het inrichten van
school- en werktuinen en het organiseeren van Boomplantdagen.
In 1927 maakte het Dag. Bestuur der Vereeniging een plan om ook nog op andere
wijze de belangstelling voor de natuur bij het jonge Volk van ons land op te wekken.
Het organiseerde, daarbij gesteund door het Gemeentebestuur, zoogenaamde Massa-
lessen over plant en dier. De belangstelling was, zoowel bij onderwijzend personeel en
kinderen als bij de pers zeer groot. Ook in den Gemeenteraad werden er zeer waar-
deerende woorden over gesproken. Vanzelfsprekend was't dus, dat we in 1928, wederom
met instemming en medewerking van het Gemeentebestuur, de massa-lessen organiseerden.
Gaarne willen we iets van dit onderdeel van ons werk vertellen. Het Bestuur van
de Centrale Vereeniging toch zou willen, dat ook in andere gemeenten dit voorbeeld
werd gevolgd. Vooraf willen we zeggen, dat men bij dergelijk werk nooit onmiddellijk
tastbaar- resultaat moet verwachten. De invloed daarvan moet en zal langzaam inwerken,
het resultaat zal eerst in den loop der jaren merkbaar zijn. Men moet in de waarde
MASSA-LESSEN OVER PLANT EN DIER OP FRANKE ND AEL
TE AMSTERDAM.
