van het stadsbeeld is er nog genoeg (en hier is de moeielijkheid dat de een een bouw
stijl prijst dien de ander verfoeit), maar ons adviesbureau geeft in telkens wijder kring
wenken en raad en uitgewerkte plannen en voorkomt aldus veel ontluistering. Er is
veel meer gemeenschappelijk overleg dan vroeger, meer samenwerking en dus minder
versnippering van krachten. In één woord, toen er nog overvloed was, was er ook
roekelooze verspillingnu wij eenmaal door onze armoede zijn opgeschrikt, spannen
wij ons in om te behouden. Ik gedenk allen die daaraan met liefde medewerken, wel
bekenden naar wie wij opzien en stillen in den lande; aanzienlijken en eenvoudigen;
profetische naturen aan wie wij ons sterken en weifelmoedigen, die den strijd kennen
tegen eigen ongeloofmannen en vrouwen van allerlei partij en richting, maar die
hier elkander vinden in dit alles is stof te over tot blijdschap en tot moed om
voort te gaan. In die stemming willen wij ook heden vergaderen.
En hiermede verklaar ik onze samenkomst geopend.
JAARVERSLAG
Het is mij een groot genoegen U, leden, correspondenten en donateurs van den
Bond Heemschut het jaarverslag uit te brengen over 1927. Het is al weder de
vijfde keer dat dit moest gebeurenhoe snel vlieden de jarenLijkt het moeilijk vijf
keer over hetzelfde iets te moeten mededeelen, de warme belangstelling van de leden
en der buitenstaanders heeft zooveel nieuwe stof gebracht dat het afgeloopen jaar
voor Heemschut niet alleen druk doch ook vruchtdragend is geweest. Op velerlei
gebied. Was het in vroeger jaren een gewone zaak dat ergens een meer of minder
fraaie oude gevel werd afgebroken of boomenrijen werden geveld, nu gebeurt zooiets
nog wel doch in veel mindere mate en wanneer het gebeurt is het niet dan na hevig
verzet van belangstellenden of tersluiks. Vooral dat tersluiksche, dat vlugge is nog
de moeilijkheid waartegen te kampen valt. Immers wanneer er een klacht bij Heemschut
binnenkomt dat er iets schoons staat te verdwijnen, dan is er veelal de boodschap bij
dat wanneer er morgenochtend niet ingegrepen wordt, men wel thuis kan blijven, want
dan ligt de zaak in puin. Bij een boomenklacht is veelal de mededeeling dat in de
eerste van de rij bij afzending van den brief de bijl al slaat. Zeer sporadisch zijn
echter de gevallen van noodelooze vernieling in vergelijk tot de groote mate schoonheid
die gered wordt. Want preventief werkt onze strijd. Wanneer een openbaar bestuur
leest van wat er te doen is om een* of ander Heemschutonderwerp dan wacht men
zich veelal een dergelijke zaak aan te binden, wat practisch daarop neerkomt dat het
bedoelde monument zoo niet in eere hersteld dan toch bewaard wordt. Een hiaat in
Heemschut's werk is nog dat te weinig gedaan kan worden voor wat men de totstand
koming zou kunnen noemen. Men is er niet mee klaar een ouden gevel te bewaren,
wanneer er vlak voor de deur een ijzeren mast overeind gezet wordt voor straat
verlichting. Men is er niet mee klaar wanneer het landschapsschoon van bosch en
water gered wordt en dwars erdoorheen wordt een spoorbaan gelegd. Vat men
Heemschut's taak in den meest ruimen zin op dan voelt men iets van tekortkoming
in de richting van wat nieuw tot stand komt. Ziet men terug naar wat in al die jaren
sedert de oprichting in 1911 is tot stand gebracht dan is het verheugend te constateeren
dat niet alleen vele tastbare feiten zijn te noemen en aan te wijzen doch dat vooral
VAN DEN BOND HEEMSCHUT OVER 1927, UITGEBRACHT IN DE ALGEMEENE
VERGADERING VAN 12 MEI 1928, GEHOUDEN OP FRANKENDAAL
IN DE WATERGRAAFSMEER.