de verdere eigenaren kon worden geput is een bewijs van eigendom ten behoeve van de Wed. BRANDT, geb. HlLLETJE SMIT. Zij was allicht een dochter van DlRK SMIT en huwde in 1833 JOHAN CHRISTIAN BRANDT. De laatste verkreeg op 31 Maart 1848 den eigendom van het hoekhuis en achterhuis, evenwel niet door erving maar door aankoop in publieke veiling. Op dezelfde wijze werd hij op 22 Jan. 1855 eigenaar van St. Olofspoort 2. De panden kwamen dus toen alle drie in één hand. BRANDT overleed op 30 Jan. 1882 en legateerde aan zijn weduwe HlLLETJE SMIT zijn bezit, uit bovengenoemd eigendomsbewijs leeren we, dat het hoekhuis met achterhuis werd geschat op f 11500. terwijl aan St. Olofspoort 2 een waarde van f 6000. werd toegekend. Na den dood van de eigenares werden de huizen weder publiek verkocht en werd JOHANN CHRISTIAN SCHaFER Junior eigenaar en wel voor het bedrag van f 15005. SCHaFER liet de huizen na aan zijn kinderen JOHANN GEORGE, JOHANN CHRISTIAN, KAREL BERTUS en DANIËL CORNELIS en het is van deze bezitters, dat de Vereeniging „Hendrick de Keyser", toen nog slechts eenige maanden oud, ze kocht. We merkten reeds op, dat in het hoekhuis een bakkerij is gevestigd. Op hoek huizen hebben bakkers al door de eeuwen heen een goed oog gehad, het bekende rijm van .,De Bakker op den Hoek" met zijn geweldig blaasvermogen, heeft zich niet voor niets zoo lang gehandhaafd! Maar toch betwijfelen we ernstig, of van deze bakkerij uit wel ooit het hoorngeschal ter aankondiging van het versch gebakken brood heeft geklonken, zulks ondanks het uithangbord, dat de tegenwoordige huurder naar ALBERT CUIJP deed schilderen en dat een met bolle wangen blazenden bakker verbeeldt. De bakkerij, zooals deze thans is, is in den kelder ondergebracht, maar loopt door tot in den kelder van het achterhuis. Eerst toen beide panden in één hand waren kon hij dus worden gemaakt. En dit was, we zagen het boven, eerst in 1812 het geval. Het is verder volstrekt niet zeker, dat toen de bakkerij werd gesticht. Want de adresboeken uit dien tijd geven daarvoor geen aanwijzing, zij vermelden overigens de meeste der neringdoenden. Van JOHAN CHRISTAN BRANDT weten we zeker, dat hij een bakker was. Althans was er een bakker van dien naam. Deze werd in 1848 eigenaar, misschien is toen of kort daarna, de bakkerij opgericht. De gevelsteen wijst ook-niet naar een bakkerij. Wel naar een winkelbedrijf, welk valt niet uit te maken. Veel was er aan de huizen goed tte maken, toen de Vereeniging ze kocht. Lange jaren waren ze verwaarloosd hoewel behoorlijk onderhoud zeer wel uit de huurbedragen had kunnen overschieten. De panden leverden opnieuw het bewijs van de onjuistheid der stelling, dat huizen-bezit een buitengewone rente voor den eigenaar beteekent. Want wel is de bruto-opbrengst hoog, maar een behoorlijk deel daarvan moet aan onderhoud worden besteed op poene van verlies van het object zelve. Maar veel is er al aan de huizen verbeterd. Van het hoekhuis is reeds jaren geleden de gevel hersteld en schoongemaakt, terwijl de kap en dakbedekking grootendeels werden vernieuwd. De zijgevel werd van de pleisterlaag ontdaan, terwijl inwendig de woningen voor behoorlijk gebruik werden geschikt gemaakt. Door ieder jaar wat te doen komen de huizen langzamerhand in een staat, waardig om eigendom te zijn der Vereeniging „Hendrick de Keyser". December 1927. C. Visser.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1928 | | pagina 8