aquarel van VlNKELES, aanwezig in het Museum „Fodor" en waarvan men een reproductie kan vinden in „Buiten" van 14 December 1918. In dit huis was een gevelsteen geplaatst waarop een afbeelding van de oude poort. Hoewel de namen Nieuwebrugsteeg 13 en St. Olofspoort 2 wijzen op twee huizen, zijn er het eigenlijk drie. In de desbetreffende notarieele acte is dan ook vermeld, dat de Vereen. ,,H. de Keyser" heeft gekocht het eerstgenoemd pand, een „achterhuis" en het laatstgenoemde perceel. Wij merkten reeds op, dat de huizen langen tijd in één hand zijn geweest maar nog veel langer hebben ze verschillende eigenaren gehad. Achtereenvolgens zullen we vermelden, wat de grondpapieren aangeven van A. het hoekhuis, dat in de verschillende stukken nimmer naar eenige gevelsteen of uithangteeken is genoemd B. het achterhuis, dat respectievelijk genoemd wordt als „Het Hamburger Convooi", „Het oude Hamburger Convooi" en eenmaal ook „Daar het Dorstige Hart" uithangt. C. het huis in de Sc. Olofsteeg, dat in den regel wordt aangeduid als De Bremer Hopman". Door wie het hoekhuis is gebouwd is niet gevonden. Wij hebben hierboven gezien, dat de koster JAN REINERTS het erf in 1618 kocht, terwijl LEENERT ALLERS het aansluitende erf in de St. Olofsteeg in eigendom verkreeg. Wij vinden later den naam ALLERS nog wel terug maar toch geen spoor van bewijs, dat hij het pand bouwde of deed bouwen. Een bij de grondpapieren aanwezig register vermeldt als het oudste stuk een „Decreetbrief van den Edele Hove van Holland" ten behoeve van HENDRICK SAGERS van 31 Juli 1682. Vermoedelijk heeft deze het huis, dat toen 64 jaar oud was, gekocht. Blijkens een testament woonde SAGERS op 11 Juni 1709 met zijn huijsvrouw GEERTRUY VAN BELLINCKHUIJSEN in het perceel. Uit een „custingbrief(hypotheekacte) van 20 Mei 1711 blijkt, dat twee derde parten van het huis zijn verkocht aan JOHANNES VAN ESTERWEGE, „cruydenier op de Brouwersgraft" en wel met conditie van f 1000 contant en f3000 als custing. Verkoopers waren HENDRICK SAGERS en ABRAHAM SAGERS, zijn zoon. Het echtpaar SAGERS had ook nog een dochter, LOUISA, gehuwd met PHILIPPUS ARNOLDI, die waarschijnlijk den eigendom van het resteerende derde part behield. Het blijkt uit de stukken niet, hoe de twee kinderen van SAGERS mede-eigenaren zijn geworden. Hun moeder leefde nog toen de verkoop plaats vond. Evenmin blijkt uit de papieren, hoe VAN ESTERWEGE in het bezit geraakte van het laatste derde part. Uit een tweetal aanwezige stukken leeren we, dat hij twee schulden van LOUISA SAGERS elk van f 1000 betaalde en daarmede de custing afloste, die zij ten zijnen name op een derde part van het huis nog had. Het kan LOUISA SAGERS niet meer schaden, wanneer we hier van haar vertellen „dat het ongeluk heeft gewild, dat voornoemde LOUISA SAGERS de zwakheyd hebbende gehad van zig in den drank te verlopen zij daaromme op order van Zijn Edele Grootachtbare Heeren Burgemeesteren is gelogeert int werkhuijs deser stede gelijk zij daar ook nog is dog teegens 20 of 22 Maart staat ontslagen te worden", zooals het heet in een acte van November 1721, waarin haar moeder en broeder worden gemachtigd om haar geldzaken te regelen. VAN ESTERWEGE loste zijn custing af omdat hij het pand op 16 October 1721 had verkocht aan GERRIT MOORING, „Grootschipper" op Oostindien en wel voor f 7200. De verkooper verplichtte zich om gedurende drie en een half jaar het pand te blijven bewonen en dat tegen een huurprijs van f450 per jaar.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1928 | | pagina 4