wat we ervan aangeteekend vonden. De oude* spelling nemen we niet over uit vrees
daarin fouten te maken, het zeer moeilijk leesbare oude schrift geeft daar maar al te
gereede aanleiding toe.
„Nog een erf, geteekend nommer 3 breed 15 voeten 1 duim en achter 16 voeten
lang aan de Noordoostzijde 15 voeten en 4'duimen en aan de Zuidwestzijde 151 /2
voeten. Belend SlMON NAP aan de Noordoostzijde en het erf No. 4 aan de Zuidwest
zijde. Strekkende voor van de straat tot achter 'aan de erfgenamen van JACOB JOCHEMS
en „AAL" HENDRIKS en zal de kooper gehouden zijn aan de Noordoostzijde binnen
den tijd van een maand een muur op te halen van anderhalve steen zwaarte zoo hoog
als hij zal willen timmeren 1
Rantsoen 15 gulden, Plukgeld 3 gulden 10.5-
Kooper was voor het bedrag van f 1530 HENDRIK GERRITSZ, metselaar en zijn
borgen JAN EGBERS mede metselaar en JAN HENDRIKS timmerman.
Het schijnt, dat HENDRIKS meer heeft geaast op „rantsoen en plukgeld", althans
we vonden aangeteekend: 1
„Compareerde op de Thesaurie dezer stede HENDRIK GERRITSZ metselaar en
bekende dat erf overgedaan te hebben aan LEENERT ALLERS en JAN REINERS
hoedekramer mede compareerende en bekende voorzijde koop overgenomen te hebben
den 25 Juli 1618 en de kooppenningen daarvan bij HENDRIK GERRITSZ beloofd aan
de Thesaurieren te voldoen en de helft van bovengenoemde penningen zijn ingelden
bij LEENERS ALLERS betaald.
„Nog een erf geteekend No. 4 breed voor en achter als naast voorgeven erf
lang aan de Noordoostzijde 15}I2 voeten en Zuidwestzijde 16 voeten. Daar lendenen
van zijn het erf No. 3 aan de Noordoostzijde de Nieuwebrugsteeg aan de Zuidwest
zijde strekkende voor van de straat tot achter dan de erfgenamen van JACOB JOCHEMS
en „aal" Hendriks."
Dit erf bracht de belangrijk hoogere som van f 3006, en werd gekocht door
Jan ReinerTS, koster terwijl borgen waren KORS HENDRIKS CLOECK en BAREND
Alberts Snijder.
Rantsoen 15 gulden, plukgeld 85. gulden. v
Wat „rantsoen" beteekent weten we niet maar wat „plukgeld" is des te beter.
Al in de zeventiende eeuw schijnt men die premie op het gewaagd bieden te hebben
uitgeloofd.
Groot waren de erven niet. Want een ?Amsterdamsche voet meet slechts rond
.0.28 M„ zoodat de erven maar ongeveer 4.40 bij 4.35 M. groot waren!
Wij hebben het hoekhuis nagemeten en bevonden, dat zijn voorgevel 4.55 M.
breed is. Men heeft blijkbaar de rooilijn wat mogen overschrijden. Voorts staat het
pothuis geheel buiten het gekochte erf en dus op gemeentegrond. Ook nu nog moet
daarvan „precario" worden betaald, een recht van de Gemeente, dat dus wel
historischen grond heeft!
De lengte van het hoekhuis is 6.60 M. waaruit blijkt, dat men het geheele erf
No. 4 en de helft van No. 3 heeft gebruikt om het er op te kunnen bouwen.
Het is logisch, dat de Thesaurieren den kooper van erf No. 3 verplichtten om
aan de Noordoostzijde een muur op te trekken. Immers stonden tegen de poort
terweerszijden huisjes gebouwd die na slooping van het oude gebouw hun zijgevel misten.
Volledigheidshalve merken we nog op, dat op de twee erven aan de overzijde
eveneens in 1618 een huis werd gebouwd, dat evenwel die erven geheel in beslag nam.
Een afbeelding van dit reeds vele jaren geleden gesloopte pand is te vinden op een
/j