Al vroeg droegen de poorten reeds de tegenwoordige namen. De „Noorthaven-
poorte" wordt in 1407 en de „Zuythavenpoorte" in 1442 vermeld. Laatstbedoelde
werd ook wel de Duivelandsche poort genoemd, omdat men er door naar Duiveland gaat.
Daar verbazend veel oude stukken, rekeningen, enz., in 1811 voor scheurpapier
zijn verkocht, missen wij een vroegere vermelding dezer poorten met hare nog
bekende namen.
In 1491 werd de Zuidhavenpoort op last van hertog ALBRECHT VAN SAKSEN,
die het aan keizer MAXIMILIAAN weerstrevige Zierikzee met veel krijgsvolk verraste,
zeer versterkt om de stad te beheerschen. Toen in 1492 de verzoening tusschen
Zierikzee en genoemden hertog, als stadhouder-generaal van den keizer, op vrij
bezwarende voorwaarden voor de stad tot stand kwam, moest Zierikzee o. a. betalen
het hout en de balken waarmede de poort versterkt was en ook de eigenaars der in
de nabijheid gestaan hebbende maar nu afgebroken huizen schadeloos stellen.
In de ordonnantie van 1507 betreffende de loop-of alarmplaatsen voor de gewapende
burgerij, wordt "de Zuidhavenpoort bestemd voor „het Sint Anna Ghilde, die Coomans
Ghilde ende haerlieder onderghilden".
In den loop der 16e eeuw is onze poort van een uurwerk voorzien geworden.
De in 1550 gegoten klok in het middentorentje werd als slagklok voor het heel uur
gebezigd en haar opschrift geeft vrij uitvoerig een waardevolle inlichting. Op deze
klok staat het wapen van Zierikzee, vastgehouden door twee meerminnen en onder
het wapen bevinden zich de letters S. P. Q. Z. (Senatus populus que Ziericzeënsis).
Voorts staat in een vlammenden cirkel de afbeelding der maagd MARIA met het kind
JEZUS op den schoot en geeft het opschrift te kennen: „Omdat deze klok na een
„voortdurend gebruik van 192 jaren versleten was, hebben Thesaurieren, op gezag
„van Burgemeesteren, haar doen hergieten en is zij uit het Stadhuis met al -het aan
„het uurwerk behoorende hierheen overgebracht in het jaar der eèuw 1550. PETRUS
„VAN DEN GHEIN heeft mij gemaakt."
Hieruit blijkt dus, dat de bekende Mechelsche klokgieter haar heeft vergoten, dat
zij afkomstig was van het Stadhuis en oorspronkelijk in 1358 vervaardigd was. Zooals
bekend is, werd het Stadhuis in en na 1550 herbouwd en kwamen daarin nieuwe klokken.
In de 16e eeuw was onze poort ook enkele malen getuige van het in hare
onmiddellijke nabijheid op den brandstapel ter dood brengen van aanhangers der
Nieuwe Leer, want, had onthoofding, ophanging of worging plaats voor het 's Graven
steen, de „executiën metten viere" werden even buiten de Zuidhavenpoort voltrokken,
wellicht ter hoogte waar nu de houtloods staat, alwaar men op 17e eeuwsche platte
gronden ook nog een galg en rad afgebeeld ziet.
Daar de geheele stad door grachten omringd was, vond men voor elke poort
een brug en het bruggehoofd der Zuidhavenpoort, dat door een houten beschoeiing
beschermd was, werd in 1591 met een muur bekleed, een degelijk maar duur werk,
dat in later tijd weer grootendeels door hout vervangen werd.
In 1623 werd aanbesteed het stellen van een nieuwen uurwijzer en het hangen
van klokken op de Zuidhavenpoort, waarmede men een soort carillon trachtte te
maken. Hoewel het klokkenspel niet steeds onderhouden werd, had het een veel aan
genamer geluid dan de ijzerachtige klank van de klokken op den stadhuistoren, welke
nu door een nieuw carillon zullen vervangen worden. Met het bespelen ervan werd
de „baeyertman" van laatstgemeld klokkenspel, CORNELIS VAN GOTE, belast, die
daarvoor f 36 's jaars trok.
Dit klokkenspel werd in 1795 gedeeltelijk uitgenomen en in 1796 ten voordeele