voor van voorsz.straat tot agter ande erve van ISAAC OUDERROGGE voornoemd." Wij hebben het oppervlak van dit erf vergeleken met dat wat thans wordtingenomen door de panden Kattegat 2, 4, 6 en 8 en dit komt vrij nauwkeurig uit. Ook het bezigen van den naam „Cattegats straat" wijst duidelijk op het verdwijnen van de gracht. Wij teekenden hierboven reeds aan, dat bovengenoemde verbindingsgracht oorspronkelijk ook Cattegat werd genoemd, in de zeventiende eeuw, toen het verlaat was weggenomen, dat dit grachtje van de N. Z. Achterburgwal scheidde, is men het „Het Canaal" gaan noemen. Eerst na de demping in het midden van de vorige eeuw verschijnt de naam „Koggestraat". Wij veronderstellen, dat het OUDERROGGE was die het erf betimmerde. In de grondpapieren vinden we verder nog een acte van 1634 waarbij de Stad aan den „Eersamen WILLEM BACKER" een strookgen erff breet aan het eene einde vijf, aan het andere einde vier voeten ende lang drij en veertig voeten" heeft verkocht, het wil ons voorkomen, dat dit een stukje grond was, dat voor het perceel Koggestraat 2 was gelegen. Eindelijk nog een stuk van 1648 vermeldende den verkoop bij executie van de helft van een huis en erf aan het Cattegat dat o. i. op het Kattegat No. 8 betrekking heeft. Duidelijker worden nu de eigendomsbewijzen. We noemden reeds de acte van 1681 waaruit blijkt, dat Burgemeester BACKER eenmaal eigenaar van de huizen was. Ver moedelijk heeft hij ze op de een of andere wijze van OUDERROGGE in eigendom ver kregen althans diens „spijkers" waren ook later in het bezit van BACKER. Deze liet na „Seeckere vier Packhuijsen genaamd De Leeuw, Leeuwin, Het Hart en De Hinde (men vindt ze thans nog onder dezelfde namen in de Koggestraat onder de nummers 6, 4 en 2 (met eenige huijsen daar annex namentlijck De Schildwacht (Kattegat 8) de Goude en de Silveren Spiegel nevens een agterhuijs staande ende gelegen in 't Kattegat bij de Luijttersche Kerck Alhier". (Deze kerk is gebouwd in 1668/1671). BACKER had twee kinderen, BREGITTA die huwde met Mr. HuBERT ROSENBOOM, Heer van 's-Grevelregt en MARGARETHA die de echtgerioote werd van JAN BERREND SCHAAP. Laatsgenoemden hadden een dochter MARIA die trouwde met Mr. HENDRIK BlCKER. In 1681 waren SCHAAP en zijn vrouw overleden althans toen verwierven BREGITTA BACKER* en MARIA SCHAAP den eigendom van het bovengenoemde complex. Zij gingen tot scheiding over en de pakhuizen De Leeuw, De Leeuwin en de Goude en Silvere Spiegel met het achterhuisje in de steeg kwam'en in het bezit van BREGITTA BACKER en haar man Mr. HUBERT ROSENBOOM. Zij hadden een dochter BREGITTA CATHE- RINA die huwde met Mr. ADRIAAN VAN SCHUILENBURCH, Heer van Duckenburch en hem drie kinderen schonk. Blijkens een testament van 1711 was Mevrouw VAN SCHUILENBURCH overleden en vinden we haar goederen toebedeeld aan genoemde kinderen. Een dezer, BREGITTA CATHERINA trad in het huwelijk met STEVEN ADRIAAN VAN WELDEREN „Waltgraaf des Nederrijxwalt" en verwierf den eigendom, immers zij verkocht de huizen in 1731 aan Mr. HENDRIK BlCKER bovengenoemd, zoodat toen het geheele bezit van Burgemeester BACKER weder in één hand was. Wij vinden de huizen later in het bezit van Mr. JAN BERREND BlCKER en deze gaf aan zijn zoon ANDRIES, toen deze op ^19 Mei 1750 met JACOBA BEREWOUT huwde ten huwelijk mede onze huisjes en de pakhuizen De Leeuw en De Leeuwin. ANDRIES BlCKER stierf in 1770 en vermaakte de huizen aan zijn moeder en weduwe waarna de eerste afstand van haar rechten ten behoeve van de tweede deed. De weduwe BlCKER hertrouwde met Mr. PAUL HURGRONJE omstreeks 1774, zij stierf in 1787 en liet haar man het vruchtgebruik. Mr. HURGRONJE stierf in 1796 waarna de

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1927 | | pagina 9