Er zijn in Nederland enkele menschen, die voor het behoud der natuur meer
doen dan alle andere Nederlanders tezamen. Die doen dat dan niet in Ambtelijken
Dienst doch zoo maar, zoo tusschen hun drukken werkkring door, bij wijze van ont
spanning of sport. Deze dan doen, praten er niet over, schrijven geen smachtende
verzuchtingen over alles wat vernield werd, jammeren niet over wat verloren ging of
gesloopt werd, doch gaan erop uit, koopen een gansch natuurmonument en als dit
klaar is leest Nederland 't wel in de krant. Van deze enkelingen krijgt men niet veel
pennevruchten.
Bovenvermelde brief, zoo vervuld van vrucht en vruchtbaarheid verwekte voor
waar een pennevrucht en wel deze van Mr. P. G. VAN TlENHOVEN, de leidende
kracht in de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten, in de Vereeniging tot
bescherming van vogels en in de Vereeniging de Hollandsche Molen.
Zooals 't bij dergelijke correspondentie betaamt kwam er toen nog een brief van
A gevolgd door een van B. Dit was wel interessant doch voor de kern der zaak niet
van veel belang. Wij hebben hier de schaar voor een keer gehanteerd om naast elkaar
te zetten de man die ontgint en de man die de natuur behoudt. Aan wien zal in de
verre toekomst, wanneer alle namen lang vergeten zijn, 't edelst resultaat te
danken zijn?
Er is in de laatste jaren een streven dat nog verder gaat, de internationale natuur
bescherming. Moge de oppervlakkige mensch eenvoudig maar-raak leven, de natuur
aan z'n laars lappen, de fauna als gevaarlijk ongedierte beschouwen; er zijn er ook
Met glimlach- of liever verbazing-wekkende eenzijdigheid, vermengd met een would-be pikanterie, gaat
de Heer SlSSINGH te velde tegen de door hem aldus genoemde „natuurbeschermers en „malle meulentjes-
mannen" Vooral deze laatste benaming, die hij reeds meermalen gebruikt heeft, heeft voor een zekere
categorie belanghebbenden en voor oppervlakkig-oordeelenden een zekere bekoring, waaronder geclassificeerd
wordt een beweging, die ernstige studie heeft opgewekt van bekwame deskundigen, van ingenieurs en van
degenen, die de schoonheid van Nederland op prijs stellen.
Niet ingewijden is het schijnbaar aangenaam om zich een air te geven van moderndenkend en de ge
wone Hollander houdt van een dooddoener, die hij pedant genoeg is te beschouwen als een bezonken oordeel.
Voor degenen, die zich moeite hebben gegeven, zich de problemen in te denken, die het omzetten van de
windkracht in bednjfskracht geeft, doet het eenigszins grappig aan de oppervlakkig oordeelenden, als de
heer SlSSINGH, minachting te hooren uitspreken, indien het niet zoo droevig was, omdat onder deze categorie
nog vele Nederlanders zijn te rangschikken
Echter, wij willen de opmerkingen van dezen aard gaarne laten rusten, doch alleen de geestdrift wat
bekoelen, waarmede ontginners als de heer SlSSINGH, zi^ch een kroon op het hoofd durven plaatsen, die
uit algemeen standpunt niet geheel verdiend is Ontginning is zeker van harte toe te juichen, doch, indien
de resultaten economisch met van dien aard zijn, dat de kosten der ontginning verantwoord zijn door
waardevermeerdering van den grond, of om een kleine iente van het ontginningsgeld op te brengen, dan is
zeer dikwijls de geestdrift voor de ontginning niet gerechtvaardigd, omdat het algemeen belang is beroofd
van een natuurruimte, die dikwijls veel hoogere waarde bezit en rente afwerpt, zij het niet in klinkende
munt, dan toch zeker in levensgenot en levensvreugde Hiermede wil met gezegd worden, dat ontginning
tegengegaan moet worden van terreinen, die voor ontginning geschikt zijn, doch wèl, dat het met veroorloofd
is alle terreinen in handen te geven van arbeidzoekende- en ontginmngstechmci, die slechts door een
zijdig deze zaak te beschouwen, het algemeen belang berooven van natuurterreinen, die als recreatie
oord zelfs even noodzakelijk zijn voor het menschelijk leven als voeding
De opbrengst van de ontgonnen terreinen is afhankelijk van de op de wereldmarkt vast te stellen
prijzen der opbrengsten en indien door de hooge kosten van ontginning het met mogelijk is, het kapitaal,
dat erin gestoken is, rendabel te maken, zelfs een groote kapitaalsafschrijving noodig is om eventueele pacht
als rente van de werkelijke waarde na de ontginning te laten dienen en de ontginning tevens gepaard gaat
met een groot verlies aan genotswaarde, dan is zij met goed te praten en in de loftuitingen op ontginning
wordt dikwijls te veel vergeten, dat nuchtere cijfers der onkosten van de ontginning, afschrijving enz veel
sprekender zouden zijn dan elk bazuingeschal Zoogenaamde natuurbeschermers zien de zaak heel wat ruimer
dan de eenzijdig oordeelende ontginningsmaniakken, indien wij ons veroorloven mogen met een eenigszins
scherp woord onze critici aan te duiden.