De geheele compositie van den gevel, immers ook de nisvormige uitsparingen
naast het vlieringvenster, herinnert sterk aan de opvattingen van HENDRICK DE KEYSER.
Het lijkt aannemelijk en ook mogelijk, dat diens stijl van invloed is geweest op het ontwerp.
Wij noemden reeds hierboven 1621 als het vermoedelijk bouwjaar van den gevel.
De KEYSER, die in het nabije Amsterdam zoo veel bouwde en een groote reputatie
had, stierf in 1622. Dat het ontwerp van den Meester zelve zou zijn geweest, achten
we niet waarschijnlijk. Daarvoor is het geheel wat droog, De KEYSER met zijn soms
ongebreidelde fantasie zou er allicht wat meer leven in hebben gebracht. Maar zijn
invloed, die is onmiskenbaar.
De gevel van No. 13 is een werkelijke trapgevel, maar helaas geheel bepleisterd.
Ook deze bevat een gevelsteen, waarop wel eens een familiewapen zal hebben gestaan
maar het schild is thans blind. Waarschijnlijk is het blazoen in den Franschen tijd, die
aan Naarden werkelijk niet ongemerkt is voorbijgegaan, weggehakt.
Vraagt men ons, waarom dat dan niet met het schild in den gevel van No. 931
is gedaan, dat antwoorden we, dat No. 13 meer typisch een burgerwoning is geweest,
welks bewoners zich allicht minder tegen het schenden van den steen zullen hebben verzet.
In dezen gevel is veel meer geknoeid dan in dien van No. 11. Er zal wel een
houten onderpui zijn geweest, misschien is deze reeds in de achttiende eeuw verwijderd,
de ingang heeft althans wel een achttiende-eeuwsch cachet. Dat de raamkozijnen van
de eerste en de zolderverdieping naar beneden zijn verlengd is wel zeker, of de
bovendorpels nog hun oorspronkelijke plaats hebben behouden kan eerst blijken,
wanneer de gevel van de pleisterlaag is ontdaan. Het wachten is op den Maecenas,
die der Vereeniging daartoe in staat stelt.
Dan kunnen ook de achtergevels der panden onder handen genomen worden.
Hoewel eenvoudig gehouden, hebben die veel aantrekkelijks zoowel door de kleurig
roode baksteen als door den kloeken vorm, spaarzaam langs de schuine gevellijn met
enkele uitbouwsels versierd, een typische en schaarsche bouwkunstuiting van het Gooi.
Het interieur bevat, als gemeenlijk, vrijwel niets, dat de aandacht trekt.
Het pand Katrepel No. 2 aan een achtergelegen straatje, was in den koop
begrepen, doch heeft architectonisch geenerlei beteekenis. Alleen de straatnaam,
Katrepel, vraagt aandacht. Etymologen zij de oorsprong van dezen zonderlingen naam
ter opsporing in overweging gegeven.
Wie, in welk opzicht dan ook, over Naarden schrijft, zal moeilijk kunnen zwijgen
over de beruchte ontmanteling, die deze oude vesting bedreigt. Een slechter dienst
kan aan de cultuur-historie van ons land kwalijk worden bewezen dan het slechten
van zijn wallen en het dichtwerpen van zijn grachten. De oorlog, zooals deze thans
wordt gevoerd, met vliegtuigen, Dikke Bertha's en kanonnen, die hun projectielen
tientallen Kilometers wegslingeren, zij maken de verdedigingswerken van deze oude
stad tot een bespotting. Maar als document van de wijze van oorlogvoering in vroeger
tijden heeft de vesting Naarden voor het nageslacht een waarde zóó groot, dat het
geldelijk voordeel van hare slechting er bij in het niet verzinkt.
Zooals CATO elk zijner redevoeringen besloot met: „Overigens moet naar mijn
oordeel Carthago worden verwoest", zoo geven wij als slotzin van elk gesprek over
Naarden of elk artikel aan die oude stad gewijd in overweging het woord van A. L.
in „Buiten", jaargang 1926, pag. 464: Overigens ben ik van meening dat „Naarden's
vestingwerken in hun geheel dienen als monument te worden beschouwd, welks aan
randing, als in strijd met het algemeen belang, dient te worden voorkomen."
C. Visser.