L.-plan dan bij het R.-plan? Of moet ze weg, omdat men vindt, dat de commissie
„zoo bevoegd was"? Omdat er toch niets aan gedaan kan worden? Of omdat het
schoonheidsgevoel bij onze gemeentenaren latent of heelemaal afwezig is?
Laten zij wel weten, dat hun passiviteit straks zal meewerken tot het verlies (het
zooveelste!) het niet te herstellen verlies van onze stemmige Louwersgracht.
Schande over Arnhem, als 't gebeurt!
Juli 1927. Fr. Althuizen.
KLOOSTERSTRAAT 11 EN 13 TE NAARDEN.
Bovengenoemde huizen werden in het vorige jaar aangekocht door de Vereeniging
„Hendrick de Keyser". De hierbij geplaatste foto toont de gevels in de Kloosterstraat.
Het grootste pand is blijkbaar bedoeld geweest als woning van een vermogend
man. Met het links daarvan staande pand heeft het eens een architectonische eenheid
gevormd zooals de onderpuien nog duidelijk uitwijzen. Dat ook dit laatste huis voor
een gegoed burger is gebouwd valt aan te nemen, beide panden toch zijn direct voor
woonhuis bestemd geworden; waren zij bedoeld voor eenigerlei nering, de puien zouden
niet van steen maar van het in de zeventiende eeuw voor winkelhuizen gebruikelijke
hout zijn gemaakt.
Dat de panden No. 9 en 11 gelijk zijn gebouwd wordt, zij het al niet bewezen
dan toch aannemelijk gemaakt door den gevelsteen met familiewapen, die juist op de
scheiding van de twee huizen is geplaatst. Het blazoen van dit wapen toont (heraldisch)
rechts vier, drie en twee kruisen en links den Rijksappel met kruis. Het schild is
gedekt met een helm en met een als acanthus gestyleerden helmdoek omgeven. Op
den steen komt het jaartal MDCXXI voor, dit jaar is waarschijnlijk dat van de
stichting der twee panden.
De ramen van de benedenverdieping van perceel No. 11 zijn naar beneden
verlengd, misschien in de achttiende eeuw toen de karakteristiek hooge borstweringen
in de kamers in onbruik raakten en de bewoners gemakkelijker op straat wilden zien.
De ingang is sterk gewijzigd, de groote toog boven den ingang en het meest rechtsche
raam heeft vrij stellig een gekoppeld raam- en deurkozijn overspannen.
De togen boven alle in den gevel aanwezige ramen zijn voorzien van gebeeld
houwde sluitsteenen en versierd met van kussens voorziene blokken. De togen steunen
op zandsteenen banden. Waarschijnlijk waren er vroeger kruisvensters, de middelste
band correspondeerde toen vrij zeker met het kalf van die vensters.
De tympans boven alle openingen in den gevel zijn voor een paar tientallen jaren
bepleisterd en, schaakbordgewijze, blauw en wit gekleurd. Op primitieve wijze heeft
men zoo getracht het „antiek" aanzien van het pand te verhoogen. Deze mislukte
poging, die bovendien niet te verdedigen is, zal spoedig ongedaan gemaakt moeten
worden. De tympans doen het aspect van den gevel bepaald schade.
Het vlieringraam is vrij stellig een z.g. „tweelicht" geweest, de dubbele toog
daarboven laat te dezen opzichte nauwelijks twijfel.
Een echte trapgevel is deze gevel niet. Vergelijkt men hem met den rechts staanden,
dan komt het verschil duidelijk uit. De gevel heeft aan elke zijde drie, maar dan ook
vrij groote, trappen gehad. De ondersten en de volgenden zijn met klauwstukken ter
versiering gevuld, terwijl op de onderste trap rechts nog een vaas en op de volgende
trappen ter weerszijden obelisken prijken. Hoe de bekroning van den gevel geweest
is weten we niet. De top die hij thans heeft is valsch. Vrij stellig hebben op de
bovenste trappen eveneens klauwstukken gestaan en dekte een frontispies het geheel af.