onze beste en ijvérigste medestanders voeren den strijd met nuchteren zin en verstandelijk
overleg, al bewijzen ook zij, dat uit het hart zijn de uitgangen des levens. Doch het
is het bewustzijn, dat wij met ontzaglijke vijanden te doen hebben. De cycloon ontem
baar? Ja, maar wat vermogen- wij*, tegéii een was der bevolking, die de steden al verder
zich doet uitbreiden over weide 'en-Weid; tegen een verkeer dat voor zich breede,
rechte wegen eischt dwars door het liefelijkst Arcadië; tegen een fiscus, die onverzadig
baar vraagt ook wat anders zou gedierid hebben tot behoud van landgoed en kasteel?
Zoo is "het ook waar, dat wij wel rhogen roemen in duizenden medestanders, maar
meteen zien hoe ons streven verzet wekt, dat grimmig verweer, dat zich de wet niet
laat voorschrijven en te feller de tanden slaat in de begeerde prooi naarmate het zich
heftiger voelt bekampt. Er zijn nooit -zooveel molens gevallen als nu hunne vrienden
strijden voor hun behouden, terwijl] ik de gezegende poging van harte toejuich om
van b.v. de Afrikaansche fauna nog de poovere resten te redden, lees ik eiken dag
met afschuw van die dusgenaamde natuur-expedities, die niets anders doen dan de
bloedigste slachting aanrichten onder de volstrekt weerlooze dieren, die, legt men ons
uit, nog blijde mogen zijn, zoo zij aan het mitrailleursvuur ontkomen om in een hok
van een dierentuin tot hun zielige rust'hn te gaah:'V"i
Wij moeten niet moede worden^ naar twee dingen te streven. Vooreerst naar
samentrekking van krachten. Er is nü versplintering en dus verspilling. Of het eene
nationale fout is, begeer ik niet na te^pluizen, wat ik zie zijn een groot aantal bonden
en vereenigingen, die alle opkomen voor behoud van natuurmonumenten, of kunstwerken
der oudheid, of molens en boerenhoeven, of (als in Zweden) plattelandspastorieën, of
liederen, spreuken en raadsels, of pobrt en gracht en gevel, of plant en dier, of
kleederdracht en volksgebruik, of wat gij van geestelijke schatten meer noemen wilt.
doch wier gedeeldheid (ik zeg niet verdeeldheid, maar de gevolgen zijn maar weinig
minder noodlottig) moest plaats maken ïvoor één krachtig lichaam, met het best denkbaar
bestuur, met één schatkist, die dan zooveel rijker gevuld zou zijn, met dien onweer-
staanbaren invloed, die samentrekking van krachten altijd oefenen zal.
In de tweede plaats moeten wijt-, de Staatsmacht op onze zijde krijgen. Men
behoeft nog geen volstrekt voorstander te zijn van staatsbemoeiing om toch in te
zien, dat wij er zonder regeeringshulp niet komen. Ik ben vol bewondering voor wat
onze zustervereeniging voor het behoud onzer natuurmonumenten tot stand brengt en
verbaas mij altijd over hare financieele 'wonderdaden, maar met jaloerschheid lees ik
van de staatshulp in Amerika en Engeland, in Duitschland, Zwitserland en Zweden
en bezie de foto's dier nationale parken, waar de volle en rijke natuurschoonheid zich
veilig en ongestoord ontwikkelen kan. Te denken, dat de Staat b.v. dien Darthuizerberg,
dat prachtigst deel der Utrechtsche heuvelen, zou aankoopen en tot zijn eigendom
verklaren, waaraan - niemand de hand mag slaanThans moeten wij weer afwachten
wat enkele weinige natuurvrienden misschien zullen vermogèn. „Terwijl de Senaat
beraadslaagt, gaat vult zeiven voor Saguntum in wat U te binnen schiet
verloren." Ach, zelfs maar beraadslagen over deze belangen zie ik ónzen Senaat niet doen-.
Zoolang wij dan deze machtige hulp ontberen steunen wij op het welbekende
particulier initiatief en ik gedenk die allen in den lande, die ons bericht zenden,
waarschuwen, inlichten en daardoor menig 'onheil voorkomen. En aan dezen arbeid
kan ieder medehelpen. Hier geldt niet de scheiding van partijen- en richtingen. Het
moet mij van het hart juist daarom is hét wérk van Hëfemschut en zijne zuster
verenigingen mij zoo lief, omdat daaraan alle staatkundige, kerkelijke, maatschappelijke,
bouwkundige, lëttèrkundige richtingen l kunnen- medewerken. Partijen zijn natuurlijk en