WORDT LID VAN DEN BOND HEEMSCHUT. Was Harlingen, hoewel onder den druk van het kasteel levende, in 1543 reeds uitgebreid, na den val van het kasteel nam de bloei zoodanig toe, dat een vergrooting plaats vond, waarbij de Noorderhaven ontstond en in 1597 werd met de toeneming der scheepvaart de Zuiderhaven aangelegd. Bij deze uitbreidingen liet men de aanwezige grachten bestaan, zoodat het stadje toen ter tijde een groep eilandjes vormde, onderling door hooge houten bruggetjes of gemetselde pijpen verbonden en door wallen en grachten omgeven. Het zeewater kon in deze grachten vrij binnentreden en bij eb vloeide het binnenwater naar zee en zorgde voor verversching van het grachtwater. Dat dit noodig was bleek wel het beste bij strenge vorst, wanneer het ijs dat de grachten dekte, een vuilnisbelt gelijk was. Bij de uitbreiding naar het Noorden was een vrij lange straat ontstaan, bij uitzondering zonder gracht, welke dan ook de „Groote Drooge Straat" werd gedoopt, en thans Droogstraat heet. De voor dien tijd goede havens waren aanleiding, dat in 1645 de Friesche Admiraliteit van Dokkum naar Harlingen werd verplaatst. De plaat uit dien bloeitijd dateerende, vertoont vele gebouwen, voorname woon huizen met sierlijk aangelegde tuinen.en pakhuizen, terwijl scheepswerven, papiermolens en touwslagerijen op groote bedrijvigheid wijzen. Het is een stil genieten, wanneer men zich deze stad, met haar havens en lommerrijke grachten bevolkt denkt, en de havens gevuld met zeeschepen en binnenvaartuigen, wier aantal soms zoo groot was dat langs de wallen der Zuiderhaven in dubbele rijen gemeerd werd. Welk een vertier moet daar geweest zijn, wanneer een vloot werd uitgerust, 's Lands Magazijn van dien tijd staat er nog, in gebruik als H.B.S. Een nieuw schoolgebouw zal over eenigen tijd gereed zijn en dan moet ook weer aan deze oude getuige van vroegere glorie een andere bestemming worden toebedacht. Het noordelijke deel van de stad, waardoor de Zoutstraat loopt, is het meest intact gebleven; de grachten zijn er nog en een deel van de wallen, tot plantsoen herschapen. In het oudste deel der stad zijn de Voorstraat, Schritsen en Zanen met verbindings grachten gedempt; alleen van de Voorstraat is een stuk gespaard gebleven. Het zuidelijke bolwerk is geslecht om plaats te maken voor een rangeerterrein van de spoorwegen. Een klein stukje daarvan bleef tot voor eemge jaren staan als een gedenkteeken aan wat eens was, doch is nu ook verdwenen. Verscheidene bouwwerken uit dien tijd zijn tot heden in goeden toestand bewaard gebleven en maken met de gespaarde grachten, een bezoek aan Harlingen tot een attractie voor hen die het weten te waardeeren. Mogen ook de Gemeenteraad van Harlingen en de ingezetenen dit beseffen, opdat er in de toekomst geen vandalistische besluiten worden genomen dan bij hooge noodzaak. F. JAC. WlJMA.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1927 | | pagina 10