wordt, des te steviger en duurzamer moet de wegbedekking worden. Maar ook dit is helaas fataal voor den groei der boomen; de noodige luchttoevoer naar de wortels wordt hiermede onmogelijk gemaakt en deze verstikken in den bodem. Als oplossing van deze moeilijkheid worden hier en daar proeven genomen, om een flinke ruimte om den stam met een laag draineerenden grond af te dekken. Toch zijn er onder de vele boomen, die overal aangeplant worden, ook wel andere soorten dan iepen, b.v. esschen, eschdoorns, platanen, linden, Acacia's, meidoorns, enz. Deze vindt men echter meer in de buitenwijken, waar ze voldoende lucht en licht krijgen en minder last hebben van stof en rook. Een sprekend voorbeeld hiervan toonen b.v. de uitbreidingen „Zuid" en „West" te Amsterdam. Ook de moderne indeeling van het straatprofiel, waardoor de boomen dikwijls zeer dicht op de huizen komen te staan, maakt het gebruik van soorten met kleinere kroorn noodzakelijk. Vooral in aansluiting bij „laagbouw" kunnen ze een aardig effect geven. Tenslotte speelt de beruchte iepenziekte een rol Omtrent de oorzaak hiervan zijn de meeningen nog steeds verdeeld. Wel wordt bijna algemeen aangenomen, dat men hier niet te doen heeft met ziekten-verwekkende organismen, doch met atmosferische invloeden, zooals de groote droogte-periode van 1921 1925. Bestrijdingsmiddelen bestaan bijgevolg niet. Het gaat hier om de „surviver of the fittest" en onrustbarend kan men den voortgang der ziekte niet noemen. Moet onze conclusie van dit alles niet zijn: boomen zijn in de stad onmisbaar? We kunnen ons eenvoudig niet voorstellen, dat men b.v. te Amsterdam eerst in de 16de en 17e eeuw begonnen is, ze aan te planten. Veel werd echter weer gerooid bij het slechten der wallen in de 19de eeuw. En al zal dit om bovenstaande redenen ook telkens opnieuw noodig blijken, het is een verblijdend feit, dat de aanplant algemeen veel en veel grooter is dan wat wegvalt. Beschouwen we een oogenblik alle mooie boomen in Amsterdam als ons persoonlijk bezit, dan behoeven we ons voor de toekomst geen zorgen te maken: ons bezit is „groeiende" ij geven onzen lezers een paar foto's van het pakhuis der firma VAN NELLE aan de Aalmarkt te Leiden, waarover zoo veel te doen is geweest. Wij voor ons treuren er over als over eene jammerlijke ontsiering van een daarvóór schilderachtig stukje stadsschoonheidanderen prijzen het als een gelukkige openbaring van moderne bouwkunst. Dat de kubus modern is, betwijfelen wij geenszins, maar kunnen niet inzien, dat daardoor zijn schoonheid bewezen is. In elk geval het ding staat er en zal wel gedurende een reeks van jaren den persoonlijkheidszin des eenen kwetsen en den ander vreugde verschaffen. Men ziet op onze kiekjes ook de Waag, niet minder ver maard. Wij kunnen slechts hopen, dat de klassieke lijnen, de sobere argelooze schoonheid van dit meesterwerk, waaraan ook ROMBOUT VERHULST zijn kunst heeft geleend, den goeden smaak der burgerij, door het pakhuis in verzoeking gebracht, in het rechte spoor houden zal. J. R. KONING. BIJ DE LEIDSCHE KIEKJES. L. K.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1927 | | pagina 6