HET „AALSMEERDER VEERHUIS" VAN OUDS GENAAMD „DE BONTE OS". Het zal den lezer, zondere nadere toelichting niet gemakkelijk vallen uit te maken waar hij dit oude huis moet zoeken in de hoofdstad. Toch is het aan zeer velen bekend, ieder wiens wandeling ooit leidde naar het einde van den Overtoom en die dan over de, nu spoedig buiten gebruik te stellen, smalle ophaalbrug ging, bevond zich vis a vis met het pand, dat voorheen onder dien naam bekend stond. En hoe rustig en pretentieloos het oude gebouw daar ook moge staan tóch valt het op. Want wij Amsterdammers zijn gewend om onze oude huizen zeer smal en zeer hoog te zien, deze oude „herreberg" is slechts anderhalve verdieping hoog en relatief onevenredig lang. Boven de toegangsdeur treft men een gevelsteen aan geflankeerd door twee car touches waarop „Anno" en „1634". De gevelsteen is fijn bewerkt en toont een voorstelling, waarin men, oppervlakkig kijkende, het huis zelve met zijn omgeving meent te herkennen, beziet men hem nader, dan blijkt het een ander stadsgezicht, welk weten we niet, te zijn. Een legendarische „Engelsman" zou voor dien steen „honderd pond" of wel twaalf honderd Hollandsche guldens hebben geboden. We zouden het gelooven, wanneer de steen er zelve niet nog was, om het tegen te spreken. 1 We mogen uit de cartouches afleiden, dat het pand in 1634 werd gesticht. Maar zelfs al leerde dit ons niet de jaartalsteen, de stijl waarin de gevel is opgetrokken wijst het onwedersprekelijk uit. De zware sluit- en aanzetsteenen van de bogen boven de raamopeningen leeren ons, dat het pand niet ouder kan zijn dan ongeveer 1630 en niet jonger dan ongeveer 1660. In 1634 was dit een zeer modern gebouw. De 'schuine afdekking van den geveltop past al heel slecht bij de overige vormen van den gevel. Voorheen was deze geveltop met trappen voorzien. Moge dit vrijwel geen bewijs behoeven, ieder die wel eens huizen uit de eerste helft der zeventiende eeuw gezien heeft voelt het, een oude prent in het stedelijk archief, een gewasschen O. I. inkt teekening van AARTMAN „ad vivum del" ten jare 1750, toont ons den top nog geheel in den oorspronkelijken staat, fier gekroond door het schildhoudende leeuwtje dat als droef rudiment van vergane glorie ook thans nog den geschonden top siert. Vermeldenswaard is ook nog de fraai gesneden puilijst in het midden waarvan men, zij het al klein, een os vindt uitgebeiteld. De naam „De Bonte Os" is dus zeker van ouds, het is haast zeker, dat het pand bij zijn stichting dien naam ontving. De plaats was zeker niet slecht gekozen voor een herberg. Want de tegenwoordige sluis werd ongeveer in het jaar 1800 gemaakt, voorheen was er een dam, die het Amstelwater van dat van Rijnland scheidde. De schepen werden over den in den dam aanwezigen „overtoom", die aan onzen Overtoom zijn naam gaf, uit het eene water in het andere getrokken. Menig schipper zal „In de Bonte Os" zijn borrel gepakt hebben alvorens aan dit zware karwei te beginnen en onder een glas bier hebben uitgerust, wanneer zijn schuit goed en wel over was. Ook de latere naam, „Het Aalsmeerder Veerhuis" laat zich wel uit de ligging van het pand bij dien overtoom verklaren. Immers de pakschuit zal wel niet zijn overge trokken geworden, de goederen zullen zijn overgeladen en ook bij dit werk zal een glaasje op zijn tijd wel niet zijn versmaad geworden. Ons oude pand'is aangekocht door de Ver. „Hendrick de Keyser".

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1926 | | pagina 7