Arnhem. Daar zou men een paar doktoren en scheikundigen in den arm genomen hebben, die na onderzoek van het drinkwater bevonden zouden hebben, dat het vrij was van gevaarlijke ziektekiemen en bacteriën en dat niet alleen, maar dat het zelfs geneeskrachtig was, bloedzuiverend en hartsterkend. Vervolgens een weinig reclame en Bad-Arnhem was geboren Zoo wijs was men in Arnhem echter niet. Daar zocht men het hooger, bij fabrieksschoorsteenen In alle opzichten was dit een hachelijk experiment. Vooreerst had Arnhem voor fabrieksbouw niet de terreinen, want dat begreep men nu wel, dat het niet aanging, die fraaiigheden midden in de bosschen te plaatsen, Millioenen zijn er noodig geweest voor zand-afgraving en -vervoer en ophooging van fabrieksterreinen, die thans door niemand worden begeerd; voor dat geld had men misschien een vaste brug over den Rijn kunnen hebben. Maar gesteld, dat het met die hevig begeerde nijverheid op rolletjes ging, dan nog zou Arnhem weinig te benijden zijn. Industrie en natuurschoon gaan bezwaarlijk samen. Het eene moet noodwendig voor het andere wijken. Dat Arnhem een kostbare schat van natuurschoon zorgzaam te bewaren heeft, dat voelt men nergens minder dan in Arnhem zelf. Industrie brengt met zich mee een groote arbeidersbevolking, die over het geheel weinig inbrengt en veel kost. Of dat een groot voordeel is, mag dus al twijfelachtig heeten, maar bovendien moeten deze menschen behoorlijk wonen en nu zijn dergelijke wijken uiteraard geen aanwinst van schoonheid. Door gebrek aan plaatsruimte is men daarmee ter stede dan ook al volledig vast geraakt, met het noodlottig gevolg o. a. dat een half uur ten noorden van Arnhem aan den rand der bosschen in een landelijke omgeving een reusachtige arbeiderswijk als satellietstad van Arnhem is ontstaan, genaamd de Geitenkamp. Was er eerst een goede verbinding over den Rijn gemaakt, dan zou de overkant der rivier tegenover het industrieterrein de aangewezen plaats voor dergelijke wijken zijn. Intusschen we hebben die feiten nu eenmaal te aanvaarden en mochten alleen hopen, dat de vroede vaderen, met weinig overleg en vooruitzien begonnen, de verdere uitbreiding van de stad met de grootste voorzi'chtigheid en gevoeligheid zouden leiden. Niets is minder waar. Waar geaccidenteerd terrein zich voor verspreide villabouw leende, zijn leelijke eenvormige middenstandsblokken neergezet, mooie panorama's worden dichtgebouwd, alle lanen, eenmaal de trots van de omgeving, zonder hartzeer neergeslagen, wanneer het behoud eenige opoffering met zich zou brengen. Zoo is of wordt de groene gordel van landgoederen en lanen, die de overgang vormde van de stadsbebouwing naar de wilde natuur der Veluwe, omgezet in een woestijngordel. Laten wede inventaris eens opmaken van wat daar was, is en mogelijk komen zal. Beginnen wij onze vogelvluchtbeschouwirig ten oosten van de stad, dan zien we daar als een groote zandvlakte zich uitbreiden het zoogenaamde industrieterrein ter plaatse, waar vroeger welige uiterwaarden zich bevonden. Alleen de fabrieken ontbreken. De oostelijke toegangsweg tot de stad, de vermaarde Velperweg, deelt in de algemeene ontluistering, sinds vele villa's verbouwd zijn tót garages, school- en kantoorgebouwen. Evenwel dat ligt misschien in de ontwikkeling der dingen; een zekere degradatie van deftige wijken ziet men ook in andere steden'en is wellicht onvermijdelijk. Wel mag er met grond aanmerking op gemaakt worden,5dat een der schoonste villawegen van ons land bewalmd wordt door de kwalijkriekende geuren van de nabij gelegen kunstzijdefabriek. Bestijgen wij thans de hellingen benoorden*Bde stad. Een der ergerlijkst verknoeide water- en boschpartijen is wel de vijverwijk ;van Monnikhuizen. Ziehier nu een om geving, waar alles voorbeschikt scheen voorapark- en villa aanleg. Het schoonheid-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1926 | | pagina 5