onderdeden -van het groote streven dat „Heemschut" heet. Natuurmonumenten, oude
bouwkunst', molens, zuiverheid van water en lucht, dit en zoovele andere onderdeelen
worden beschermd door Vereenigingen waaraan energieke menschen veelal geheel
belangeloos hun tijd en werkkracht en geld geven. We bereiken toch nog wel iets! We
zullen eens een lijst van de winst moeten maken, niet alleen de verliesrekening publiceeren.
Nov. 1926. De Secretaris.
VERKLAP GEEN NATUURGEHEIMEN.
Het boek van ARTHUR RaDCLYFFE DUGMORE, in onze taal overgezet als „Groot
wild in Afrika" ('s Grav. LEOPOLD 1926) heeft twee enthoesiaste artikelen van
den heer Th. VAN MEURS uitgelokt in het Letterkundig bijblad der „N. R. C." van
23 en 30 October j. 1. Met reden. Het is een mooi boek, van een beminnaar en
bewonderaar der natuur, die niet met kruit en lood tot de dierenwereld nadert, om
haar te vernietigen, maar met de camera om haar op het volle leven te betrappen en
af te beelden. Toch is er in deze natuuronthullingen naar mijne meening iets gevaarlijks.
In dit geval misschien niet, nademaal het Afrikaansche jachtveld niet meer behoeft
ontdekt te worden en het aantal der Nimrods reeds groot is, die er, niet met de
camera, maar met het geweer op afgaan en menig diersoort daarginds weder dichter
tot haar uitroeiing brengen. Doch in het algemeen houd ik bij zulke openbaringen van
natuurschoonheid mijn hart vast. Iemand ontdekt ergens enkele zeldzame exemplaren
van b.v. onze duinflora. In zijne vreugde schrijft hij er een geestdriftig stuk over.
Jammer, want aanstonds gaan er anderen op af, die, met averechtsche liefde, de planten
voor hunne verzameling bemachtigen en dus vernietigen. Een ander ontdekt de broed
plaats van weinig voorkomende vogels. Ook hij kan pen en tong niet in toom houden,
gevolg dat weldra het meedoogenlooze jachtgeweer het zeldzame vernietigt en wat blijft
nog zeldzamer maakt. Wie plant en dier liefheeft geniet van hunne schoonheid in stilte,
hij verklapt hunne verborgen pracht niet aan jan en alleman, wel verzekerd, dat hij
ook op dit gebied geen slapende honden moet wakker maken. Men bevroedt gemakkelijk,
dat dit geene veroordeeling beteekent van studies als van b.v. Dr.' THYSSE. Wanneer
hij beschrijft wat zijn door liefde gescherpte blik heeft waargenomen verrijkt hij onze
kennis en vermeerdert onze liefderijke bewondering, maar hij wacht zich wel onge-
wenschte plunderaars den weg te wijzen. De schoonheid der natuur is al onbeschermd
genoeg. Hare verborgenheid is vaak haar eenig schild. L. KNAPPERT.
DE AFTAKELING VAN ARNHEM.
Eertijds was Gelres hoofdstad een gevierde schoone en niet onbemiddeld ook. Nadat
die schoonheid haar fijnen glans al heeft verloren en de fortuin als sneeuw is
versmolten, beijvert men zich thans haar van haar laatste bontmanteltje te ontdoen.
Arnhem heeft, het is bekend, zijn reputatie niet te danken aan architectonisch
schoon. Behalve de Groote Kerk heeft de stad op dit gebied weinig aantrekkelijks.
Het had echter als geen andere Nederlandsche stad een glorieuze ligging aan den
voet der heuvelen, zich spiegelend in de rivier, omringd door een gordel van land
goederen verbonden door statige lanen en daarachter de oneindige Veluwe. Daardoor
aangelokt vestigden zich in de tachtiger jaren vele rijke Indisch-gasten in de omgeving
en men moet zeggen, dat hun villa's in 't algemeen luister bijzetten aan de omgeving.
Ook vermeerderden zij den rijkdom van de stad en zoo leefde men gelukkig en tevreden,
■totdathet dolle plan gesmeed werd, dat Arnhem een industriestad moest worden.
Stellen wij ons eens voor, wat in Duitschland gebeurd zou zijn met een stad als