MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
SECRETARIAAT: SINGEL 119, AMSTERDAM. - - TELEFOON 46586
3de JAARGANG
NOVEMBER 1926
No. 11
WERKZAAMHEDEN VAN DEN BOND HEEMSCHUT.
Van allerwege komt het werk opzetten. Nadat de stedelingen hun zomer buiten
hebben doorgebracht, en de Nederlanders als een zwerm mieren over Europa
verbreid zijn geweest komt 't los. De een zag zulk een leelijk reclamebord in 't buiten
land en waarschuwt daarvoor. De andere was juist weer daar waar geen enkel
reclamebord was en vindt 't nu hier zoo erg. Toch is voor allen een opfrisscher in 't
buitenland zoo goed, want teruggekomen, zullen zij met des te meer energie zich
werpen op de in een schril daglicht gekomen euvelen en anderzijds dankbaar zijn
voor wat reeds bereikt werd.
Het natuurschoon wordt thans wel ernstig bedreigd. We noemen slechts de
bebossching rond Wilp, de Reeuwijksche plassen onder Woerden, de lieflijke Drentsche
riviertjes, de Zuiderzee-oevers. Volendam zal een ambachtsschool krijgen voor de
visschersjongens die niets meer te doen zullen hebben; dan kan men meteen een
geschiedenisboek gaan schrijven over de verdwenen schoonheid van de stadjes rond
de Zuiderzee met illustratiën van de verdwenen kleederdrachten van Volendam, Marken,
Spakenburg, Bunschoten. Wassenaar wordt steeds meer bedorven. Rond Arnhem niet
minder; een belangstellend lid geeft over dit onderwerp in dit nummer een artikel.
In de buurt van Noordwijk vordert de zandafgraving der duinen flink. Wie Holland's
duin in dwarsprofiel belangwekkend vindt moet daar gaan kijkenDe St. Pietersberg
vordert ook flink, met machinaal bedrijf. En de Maasbrug, foei!
Zoo gaan we maar door tot hoever? Tot Nederland geheel boomloos, heuvelloos is,
tot alle oneffenheden zijn afgevlakt, tot alle natuur van beken, rivieren genormaliseerd is.
Waar is nu in Nederland een plekje nog te vinden waar de menschen niets aan gedaan
hebben, dat niet productief gemaakt, afgegraven, opgehoogd, drooggelegd is? Als't er
hier of daar nog is, dan niet verklappen, anders gaat dat ook nog weg.
Wat te zeggen bij zulk een gestage vernieling. Desespereert nietLaten we redden
wat te redden valt. Onze strijd, de strijd voor het bewaken der schoonheid van Neder
land is goed en schoon en onze vijanden zijn veelal niet anders dan domheid en winst
bejag. Zien wij om ons heen hoevelen zich ten strijd gorden, dan komt de moed terug.
Hoevele Vereenigingen op speciaal gebied, hoeveel plaatselijke organisatiën doen rdeds