Zijpendaal, het verbindingsstuk van de Veluwsche bosschen met het centrum der stad, zonder hetwelk Arnhem, Arnhem niet meer zijn zou. Aan de overzijde van dit heerlijk natuurpark wordt echter het afknagingsproces voortgezet en noodeloos verergerd, waarmee ik tevens gekomen ben aan die plannen, die mij ditmaal naar de pen deden grijpen. Nadat twee jaar geleden bij het gereedmaken van het bouwterrein den Gulden Bodem de helft van de Bakenbergsche laan het leven moest laten, gordt de bouw maatschappij „de Sterrenberg" zich nu aan, om de andere helft van de uit vijf rijen zware beuken bestaande allée met den grond gelijk te maken. Hetzelfde lot schijnt beschoren aan een vijftal andere lanen op dat bouwterrein, want wel heet het, dat slechts een van de twee rijen boomen, hier zal vallen, maar dat is een onwaarachtige handreiking aan de natuurminnaars, immers de onbeschermde andere rij zal dan door zonnebrand onvermijdelijk ook afsterven. Als er zoo ruw op los gehakt wordt, staat het te vreezen, dat men ook zonder gewetensbezwaren den fraai begroeiden hoogen berm van den Zijpschen weg, een der schitterendste toegangswegen tot Arnhem, zal opofferen, zoodra men het in zijn hoofd krijgt, dien weg te verbreeden. Met wat goeden wil is in verreweg de meeste gevallen een laan te behouden, wanneer men slechts een deel van 't verkeer tusschen of achter de boomen verlegt en den middenweg uitsluitend bestemt voor auto's en voertuigen. In het bovengenoemde geval is dat zeer zeker mogelijk, maar het schijnt niet zoo uoordeelig. Zullen we die schande dus ook nog moeten beleven? Wie komt hier tusschenbeide? Zoo zijn we dan genaderd tot aan den westkant van de stad, waar de natuur minder geleden heeft. Weet echter al vast, dat de landgoederen Heienoord en den Brink ook opgeschreven staan en er wellicht eenmaal aan moeten gelooven. Dan zal de woestijngordel als een cirkelboog de stad omvatten. Hiermede ben ik aan het einde van mijn beschouwingen gekomen. Of tegen deze „ontmanteling" dan nooit protesten zijn opgegaan? Niet van beteekenis en dat is ook geen wonder. Eerstens merkt het groote publiek de draagkracht van raadsbesluiten meestal pas als het te laat is en ten tweede is 't uiterst moeilijk om verspreide elementen op 'n gegeven oogenblik snel te vereenigen voor een actie. Daarom zou er, dacht mij, veel voor te zeggen zijn, als de Vereeniging tot Behoud van Natuur monumenten of Heemschut of beide in die steden, waar haar ledental van eenige beteekenis is, plaatselijke afdeelingen vormden; men had dan steeds een comité van actie, dat zoo noodig snel kon handelen en ruchtbaarheid aan de zaak geven. Zooals de toestand nu is, zal Arnhem met zijn Sonsbeek, Dierenpark, Openlucht museum, o zeker, voor dagjesmenschen zijn aantrekkingskracht wel blijven behouden, maar voor een eenigszins langer verblijf doet de natuurliefhebber beter zijn tenten op te slaan in een der omliggende pension-dorpen, waar de ongerepte natuur minder ver verwijderd is. Het volgend jaar heeft de Vereeniging tot Bevordering van Vreemdelingenverkeer zich voorgesteld Arnhem tot een bloemenstad te maken. In het manifest, tot dit doel verspreid, constateert zij, dat het met de bloemversiering maar sober gesteld is en over het uiterlijk van de particuliere tuinen velt zij in het algemeen een vernietigend oordeel. Wij wenschen de volijverige Vereeniging van harte succes, maar verbazen ons over het gebrek aan schoonheidszin niet. Wat is van de burgerij te verwachten, waar de overheid zóó voorgaat? Nog altijd geldt het oude „leeringen wekken, maar voorbeelden trekken Dr. V. L.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1926 | | pagina 10