DE OUDE STADHUIZEN VAN MAASTRICHT.
Het stadhuis was in de middeleeuwen het heiligdom der burgerlijke vrijheden. Men
denke echter niet, dat de steden altijd een stadhuis gehad hebben. Zoolang zij
geene gemeenten vormden, d. i. zoolang zij geene rechten van eigen administratie, van
zelfstandig beheer hadden verkregen, zoolang ook was een zetel voor een stadsbestuur
niet denkbaar. De burgerij hing geheel en al af van de willekeur van haren souverein
of heer. Dit was ook het geval te Maastricht, dat vroeger, wat de heerschappij betreft,
onverdeeld door den prins-bisschop van Luik en den hertog van Brabant bestierd
werd. De eigenlijke emancipatie der Maastrichtsche burgerij had eerst plaats in de
eerste helft der 13e eeuw. Het volk dat niet langer meer de uitsluitende bevoegdheid
van den bevoorrechten stand wilde erkennen, kwam in verzet tegen de willekeur der
Schouten, die uit naam van hun respectieven Souverein de stad bestierden en eischte
haar deel in de rechtsbedeeling en in de regeering. Toen eerst, namelijk in 1229,
bouwde de burgerij, tot teeken van haar onafhankelijk bestaan, van hare zelfhandelende
macht, een Stadhuis.
Uit oude oorkonden blijkt dat het eerste of oudste Stadhuis van Maastricht, dat
in 1229 werd opgericht, en voorkomt onder den naam van „borgerhuis", van „gemeente
huis" en ook van „dinghuis" gelegen was op de Kaarsenmarkt. Die markt was toen
niet, gelijk het geval thans is, tot een enge straat ingekrompen. Zij besloeg de ruimte,
die zich uitstrekt langs de zuidzijde der Brugstraat, tot aan de Smedenstraat en van
de tegenwoordige Kaarsenmarkt tot aan de Havenstraat. Nagenoeg in het midden
dier plaats zal dat Stadhuis gestaan hebben. Het kan niet groot zijn geweest. Uit de
HET STADHUIS TE MAASTRICHT,
GEBOUWD DOOR PIETER POST 1660