=D
y
Hl
H
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
SECRETARIAAT: SINGEL 119, AMSTERDAM. - TELEFOON 46586
3DE JAARGANG MEI 1926 No. 5
OPENINGSWOORD VAN DEN VOORZITTER, BIJ DE ALGEMEENE
VERGADERING, GEHOUDEN DEN 7 MEI 1926
IN HET WIJNKOOPERSGILDEHUIS
M. H.
et is mij een groot voorrecht U op onze Jaarvergadering te mogen welkom
heeten, U allen die naar hier zijn opgegaan door dezelfde liefde voor ons werk
bezield, deze maal nog bovendien gelokt door de aangekondigde voordracht van den
heer POLAK. Van mij dan alleen een kort openingswoord. In welken toon wilt gij
dat het zal gezet zijn? Het antwoord hangt af van ieders temperament en karakter,
maar allen dienen wij ons op onze jaarlijksche wapenschouw van het besef te door
dringen, dat onze strijd zwaar is. Het gemakkelijkst deel onzer taak is nog ons streven
om, waar het nieuwe komt, daaraan zoo schoon mogelijken vorm te geven. Gij kent
het werk van ons advies-bureau, dat zich nog altijd uitbreidt en bij den bouw van
huizen, scholen, winkels, fabrieken van goeden raad dient en dien raad ook menigmaal
opgevolgd ziet. Het moeielijkste deel is om het oude, dat schoon is, te behouden. Wij
voeren een verdedigingsoorlog om een stadig afbrokkelend terrein. De aanwas der
bevolking veroorzaakt de uitbreiding der steden in al sneller tempo en dus de ver
nietiging der natuur om die steden in wijden kring. Hoeveel grazig weiland zien wij
opspuiten, vaart en vliet dempen, bosch en park en land rooien, om plaats te ruimen
voor al maar nieuwe stadswijken. Daartegen is niets ter wereld te doen, en wij mogen
al dankbaar zijn, zoo de uitbreidingsplannen de kans op kleine oasen te midden der
steenen kolossen openlaten. Wij vermogen even weinig tegen het verkeeronafwendbaar
is de aanleg van de breede, gladde, boomlooze auto-banen dwars door natuurlieflijkheid
heen, waarvan op zijn hoogst hier of daar iets te redden valt. Iets minder hopeloos is
het gevaar dat de rest onzer landgoederen bedreigt, want hier zou de Staat door
gewijzigde, verstandiger en milder belastingregeling tot machtigen steun kunnen zijn.
Zoukunnen zijn, maar lang moet de hulp niet meer uitblijven.
Ons ontbreekt het juist aan macht. Wij hebben den St. Pietersberg niet kunnen
redden, en thans zijn in datzelfde Maastricht ik weet niet welke geheimzinnige invloeden
r~:
a