blijkbaar gebaseerd op het rapport of op de ^rapporten-KLINK, zoodat hier Ir. KLINK
kan worden geacht als degene, die den eisch „afbreken" stelt.
't Is mogelijk, dat in het kanalisatieplan van Ir. KLINK de Maasbrug niet past en
dat de „oude" Maasbrug hem, den waterstaatsingenieur, niet belangrijk genoeg voor
komt, om concessies aan dit monument te doen ten koste van een of ander zijner
technische idealen.
't Is ook mogelijk, dat hij, KLINK, geen oplossing ziet, die met eenige toelaatbare
wijziging van zijn ideaalplan, het behoud van de brug zou kunnen beteekenen. Hoe
het zij, met alle waardeering voor de bekwaamheid van Ir. KLINK, is hij toch niet de
eenige autoriteit. Tegenover zijne meening staan die van verschillende andere bekende
waterstaatstechnici. Het. schijnt mij dan ook, dat de gemeenteraad het eenzijdig voorstel
tot afbreken niet mag aannemen, zonder dat alle mogelijkheden tot behoud zijn uitgeput
en zoolang er nog deskundigen in het land te (vinden zijn, die van de noodzakelijkheid
van dit uiterste middel niet overtuigd zijn. Afbreken is wel radicaal, maar ook erg
gemakkelijk en zeker het laatste, waartoe besloten mag worden.
Zooals ik reeds aanstipte, zou echter de noodzakelijkheid van zoodanige veran
deringen aan de brug, dat zij deze en het stadsbeeld toch zouden denatureeren, het
vonnis der brug vellen. Maar ook de beoordeeling daarvan zal moeten geschieden
door deskundigen, i. c. aesthetici op stedebouwkundig gebied. Niet slechts de brug als
object, maar vooral de brug in het stadsbeeld komt in aanmerking. Het gaat daarbij
niet om het gevoelen van die oudheidkundigen, die dankbaar zijn voor iederen steen,
die gespaard zal kunnen blijven, maar evenmin mag gevoelloos worden uitgeschakeld
de waarde van de oude brug, de mooiste in ons land en een der mooiste in Europa,
als een dier cultuur-historische overblijfselen, die den band vormen met een roemrijk
verleden en waarin, meer en duidelijker dan in archiefstukken, de geschiedenis der stad
geschreven is.
Behalve de historische waarde van deze brug, die het middelpunt is geweest van
de geheele historische ontwikkeling van Maastricht, heeft zij een groote aesthetische
beteekenis voor het stadsbeeld. Sterk komt tot de uitdrukking de functie van het
verbinden der beide oevers, door de massa en de kleur van het bouwwerk, maar
vooral door het rythme der bogen. De beide deelen, Maastricht en Wijk, zijn werkelijk
aan en door deze brug ineengegroeid. Het is alsof de architectuur der brug zich nog
aan beide oevers in het stadsbeeld voortzet. Het een behoort bij het andere. Denkt
men zich deze brug weg, dan is het stadsbeeld gedenatureerd, dan is het eigen stede-
bouwkunstig karakter van de twee-eenheid, „Maastricht-Wijk", verloren.
Is het belang van Maastricht in de toekomst met het behoud der brug niet ver-
eenigbaar, dat zij dan een opvolgster krijge, harer en der stad waardig. Dan mag toch
zeker de opdracht voor het ontwerp van een nieuwe brug niet het gevolg zijn van
een toevallige relatie. Dan moeten de beste krachten uit het geheele land aan het
werk gezet kunnen worden en moet het beste van het beste gekozen kunnen worden.
De eenige mogelijkheid om de meest bevredigende oplossing te verkrijgen is eene
nationale prijsvraag, zooals dezer dagen o. a. voor een Rijnbrug in Keulen en voor
een Maasbrug in Rotterdam zijn gehouden.
Het ontwerp voor een nieuwe brug, die aan aesthetische eischen zoowel op
zichzelf als in het stadsbeeld moet voldoen, is het werk van den architect, die zich de
hulp kan assumeeren van een civiel-ingenieur. De eischen waaraan de brug in verband
met de eischen van de scheepvaart en van de oeververbinding heeft te voldoen, zijn
heel gemakkelijk in een prijsvraagprogramma vast te leggen. Een nationale prijsvraag
1 S/ ai' t