Hoorn" werd opgericht. Statuten en Huishoudelijk Reglement werden ontworpen door
het voorloopig Comité, terwijl een circulaire werd samengesteld, met uitnoodiging, om
als lid toe te treden. Deze uitnoodiging werd gericht zoowel aan hem, „die uit zuivere
piëteit voor het voorgeslacht, of uit schoonheidsgevoel het eigenaardige karakter onzer
woonplaats wenschte te bestendigen", als aan „den cijferenden zakenman, die berekent,
hoeveel voordeel onze stad trekt van de, in normale tijden vooral, talrijke bezoekers,
die hierheen toch uitsluitend worden aangetrokken, door onze mooie, antieke gebouwen,
door onze typische XVIIe en XVIIIe eeuwsche stadsgezichten."
Het resultaat was dadelijk bemoedigend, doordat het aantal leden weldra 127
beliep. Na de verkiezing van een definitief Bestuur, het vaststellen van Statuten en
Huishoudelijk Reglement, na het ontvangen der Koninklijke Goedkeuring, kon de jonge
Vereeniging aan het' werk trekken. En nu er ruim acht jaren sindsdien zijn verloopen,
kan geconstateerd worden, dat de Vereeniging niet voor niets werd opgericht. Wanneer
wij nagaan, wat er in dien tijd is gepresteerd, dikwijls onder moeilijke omstandigheden,
dan kan getuigd worden, dat Hoorn op het oogenblik aan het werken onzer Ver
eeniging dankt, het behoud van verschillende typische bouwwerken, die anders zeker
ten ondergang gedoemd zouden zijn. Daarenboven begint het publiek langzamerhand
belangstelling te toonen voor het mooie en interessante, wat Hoorn uit vroeger eeuwen
nu nog bewaart. Men begint dit bezit te waardeeren. Kon men vroeger een geest
waarnemen, die „de oude rommel" maar wilde opruimen, thans weet een eigenaar of
bewoner van een perceel, dat eenige oudheidkundige waarde bezit, het adres van
„Oud-Hoorn", inzonderheid dat van haar Voorzitter, die op dit gebied bij uitstek
deskundig mag heeten, zeer goed te vinden. En 't spreekt vanzelf, dat het Bestuur
altijd volgaarne bereid is, om geheel belangeloos, van advies te dienen. Dat niet alles
echter hiermede te redden is, spreekt haast vanzelf. Er komen soms financiëele of
practische omstandigheden bij, die het ten eenenmale onmogelijk maken, het advies te
volgen. Zoo denk ik b.v. aan een van de oudste bouwwerken van Hoorn een uit de
XVe eeuw n.1. de Maria of Noorderkerk, die ondanks alles, wat er na de reformatie
ook is veranderd, ondanks alles, wat daar „vermooid en verfraaid" is, er nog mooi
en stemmig uitziet. Dochhet gebouw begint ernstige gebreken te vertoonen.
Restauratie is meer dan noodig; maar de middelen ontbreken. Onze Vereeniging heeft
juist dezer dagen de eerste stappen gedaan, om zoo mogelijk de middelen te beramen,
de fondsen voor restauratie bij elkaar te krijgen. Of 't gelukken zal
Waar het echter restauraties van kleinen omvang betreft, daar draagt „Oud-Hoorn"
soms een deel van de kosten, waardoor zij bereikt dat eigenaars hun gebouwen eerder
in den oorspronkelijken staat laten herbouwen en waarmee zij haar erkentelijkheid tracht
uit te drukken voor het vragen van inlichtingen en adviezen.
De middelen van de Vereeniging zijn echter beperkt. In dit verband gewagen wij
echter met groote dankbaarheid van de jaarlijksche bijdrage, die wij van het Rijk
mogen ontvangen. Ook bereikt ons juist het verheugende bericht, dat onze Vereeniging
jaarlijks zal kunnen rekenen op een subsidie van de gemeente Hoorn. Daardoor kunnen
wij onze bemoeiingen alweer verder uitstrekken, dan anders het geval zou zijn.
Een belangrijk punt is het in een Vereeniging als de onze, om de leden te binden
aan de organisatie. Veel nuttig werk wordt door het Bestuur afgedaan, waarvan de
leden niets merken. In het jaarverslag wordt het hun wel in beknopten vorm voor
gelegd, doch het gaat bij ons, als in zoovele andere Vereenigingen, de leden moeten
merken, dat er met hun contributie iets gedaan wordt. Zoo is het Bestuur er toe
gekomen o. a. ook lezingen te organiseeren. De heer BAART DE LA FAILLE, Commies
aan het Rijksarchief te Haarlem, opende de rij met een voordracht over: Watersnood
en Waterkeeringen sedert FLORIS V, welke voordracht verduidelijkt werd door licht
beelden. Dit onderwerp was van veel belang voor onze stad en moest de hoorders
wel interesseeren, omdat juist in deze omgeving het land dikwijls zwaar te lijden had
gehad van overstroomingen en het probleem der waterkeeringen hier altijd urgent was.
De oude archieven van Hoorn bevatten dan ook wel gegevens over deze zaak.
De volgende spreker was de heer A. MERENS van Amsterdam, lid van onze
Vereeniging, die een lezing hield over een reis naar Frankrijk, Italië en Duitschland,
in het jaar 1600 gemaakt door sprekers voorvader JAN MARTENSZ MERENS. Waar