STRIJD OVER DE RESTAURATIE VAN EEN OUDEN TOREN.
Het is den lezers van dit blad zeker niet onbekend dat over de wijze van restauratie
van monumenten verschillende opvattingen heerschen, welke vaak tot conflicten
kunnen leiden. Velen hunner zullen zich b.v. nog herinneren den strijd, gevoerd in
verband met de restauratie van het kasteel „Doorwerth" en den herbouw van den
afgebranden St. Jacobstoren te Vlissingen.
Nu is er weer een dergelijk geval, hetwelk slechts alleen daarom minder of
liever geen pennen in beweging bracht omdat het betreffend monument zich bevindt
in een afgelegen plaatsje in Zeeland, Zoutelande, hetwelk alleen gedurende het zomer
seizoen dicht bevolkt is wegens het vrij groot getal badgasten die in ieder jaar groeienden
getale komen genieten van de ongerepte duinen en de uitgestrekte stranden van
Walcheren's Westkust.
Aan den duinvoet daar, te midden van een handvol nederige huisjes, waarvan
verscheidene zijn opgetrokken uit kleurige middeleeuwsche steenen van groot formaat,
verheft zich de oude Gothische toren der Ned. Herv. Kerk, voorheen een R. K.
kerkgebouw, gewijd aan den H. Willebrordus. Door de eeuwen die over zijn kruin
zijn heengegaan, heeft de toren een ruig, verweerd uiterlijk gekregen en zooals hij
daar staat met zijn in alle tinten gepatineerde steenen, zich afteekenend tegen de blonde
duinen of de kleurige Zeeuwsche huisjes en de groene weilanden, is hij een heerlijk
„geval" voor de talrijke kunstschilders die te Zoutelande hetzij voor vast, hetzij voor
tijdelijk hunne tenten hebben opgeslagen.
Wat de pittoresk van den ouden toren aanmerkelijk verhoogt, is het witsel dat
op de spitsbogen, het maaswerk, de spaarnissen en galmgaten is aangebracht, waardoor
een allerschilderachtigst contrast wordt verkregen met de bruinroode baksteen. Het is
juist deze kleurentegenstelling die de schilders gretig naar het penseel doet grijpen.
Ontelbaar zijn dan ook de doeken waarop de toren van Zoutelande als hoofdmoment
vóórkomt.
Nu wil het geval, dat de toren dringend herstel noodig heeft, en den afgeloopen
zomer is het eerste deel der werkzaamheden onder toezicht van ondergeteekende,
daartoe door de Provinciale ArchaeologischeCommissie aangewezen, voltooid. Nu
men nadert tot de restauratie van de blindb'ogen, het traceerwerk en de galmgaten
doet zich de vraag voor: moet het witsel daaraan worden gehandhaafd dan wel
verwijderd?
Ondergeteekende, behalve lid van bovengenoemde Commissie, am. kunstschilder,
heeft het gemeentebestuur, op wiens kosten het herstel plaats vindt, na overleg met
een architect en de te Zoutelande gevestigde kunstschilders, geadviseerd het witsel te
behouden, daar na verwijdering de pittoreske aanblik van den toren aanmerkelijk zou
lijden door de uitschakeling van het kleurcontrast rood-wit. De Directie van het
Rijksmonumentenbureau adviseert echter met nadruk tot verwijdering. Het gemeente
bestuur is in eigen boezem verdeeld: een fractie' wenscht behoud, een andere wil
verwijdering, niet om architectonische redenen, doch om de periodiek terugkeerende
kosten van het witten uit te sparenDe Prov. Archaeologische Commissie, aan welker
oordeel de zaak werd onderworpen, wilde de quaestie liever in het midden laten, daar
zij het niet gewenscht achtte en wellicht niet in het belang der zaak, „het Rijk" te
weerstreven.
Intusschen zijn de te Zoutelande gevestigde schilders geenszins te spreken over
het „Rijksadvies" en betreuren het eenstemmig dat deze en dergelijke zaken door