de binnenplaats betreft. Geen pronkjuweel, o neen, geen sieraden, geen beeldhouwwerk,
niets van dien aard, doch een stuk zuiver geproportioneerde volks-bouwkunst, getuigende
van de rustige, degelijke levensopvatting en werkwijze van 't voorgeslacht.
Om het gebouw, in quadratische vorm mede omgevoerd en altijd weer in 't pro
portiestelsel opgenomen, lag de omgaande gracht. In de assen werden breede slooten
gemaakt. Een kwam uit in de Overtoomsche vaart, één in de poldersloot die met den
weg om de stads vestinggracht met de bastions medeslingerde. Die sloot en de Over
toomsche vaart lagen laag. Vooraan den Overtoomschen weg, bij de Singelgracht had
men een Overtoom, dat was het bekende toestel met de groote wielen, dienende om
schuiten op en af van 't hooge naar 't lage water te verplaatsen. Omdat het Pesthuis
werd gebouwd met zijn assen in de richting van de Overtoomsche vaart en de polder-
slooten en de latere stadsbebouwing zich op dit stramien heeft voltooid, daarom past
het bouwwerk nu nog netjes haaks in 't tegenwoordige ziekenhuisterrein.
Het verkeer van 't St. Pietersgasthuis naar 't Pesthuis, het patientenvervoer, ging
oudtijds niet over de keien en sluizen van de Leidschestraat, doch te water, te weten
van de Grim dwars over den Amstel naar 't Spui, dan Singel, Beulingsloot (die maakte
tusschen twee haakjes ook onderlaatst een slechten kans) de Leidschegracht, door een
nauw gaatje (wat nu die bult achter de schouwburg is) naar de Singelgracht, over den
Overtoom, de Overtoomsche vaart en de Pestsloot. De bouw heeft vijf jaar geduurd.
Het gebouw kostte, buiten den grond 147009 guldens en 15 stuivers, voor dien tijd
een geweldig cijfer. Eenmaal, in 1732 onstond er in 't gebouw brand. Welk Amster-
damsch gebouw zou nu ook niet eens een vuurwerk vertoond hebben. De herstelling schijnt
niet gewichtig te zijn geweest. Wie nu meer wil weten van den dienst in 't Pesthuis,
van de turf, de etenj, en wat al niet meer, zij verwezen naar Wagenaar (Oct. VIII 222).
'i Pest mctys
4 1
■r-
t
REPRODUCTIE NAAR DE GRAVURE VAN JACOB VAN MEURS VOOR HET
BOEK VAN Dr. O DAPPER, 1663, DUS DERTIG JAAR NA DE VOLTOOIING