POGINGEN TOT BEHOUD VAN DE BUITENPLAATSEN. Het kan als van algemeene bekendheid verondersteld worden dat de landgoederen in Nederland in de laatste paar jaar bezig zijn te verdwijnen. De redenen daar van zijn eveneens bekend. Na de vraag door een der Kamerleden in het begin van dit jaar den Minister gesteld, hoe het stond met de landgoederen in Nederland, deed de Minister een lijst opstellen van de belangrijkste gebeurtenissen op dit gebied, welke lijst in No. 2 van ons blad is afgedrukt. Daarbij bleek dat de mogelijkheden om een buitenplaats te behouden waren aankoop door het Rijk, door de Gemeente of door een Vereeniging, speciaal werkzaam in het belang van het natuuurschoon. De algemeene belangstelling in de pogingen tot het behoud der buitenplaatsen heeft toch wel gevolgen gehad. De Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw heeft aan de Commis sarissen der Koningin in de elf provinciën een circulaire gezonden waarin er op aan gedrongen wordt dat aan het verdwijnen van natuurschoon zooveel mogelijk paal en perk gesteld dient te worden. In deze circulaire komt sterk naar voren dat het behoud der buitenplaatsen in hoofdzaak ligt op den weg der Gemeentebesturen. Ongetwijfeld zal bedoelde circulaire zoowel bij de Provinciale als de Gemeente besturen zijn uitwerking niet missen. Dezer dagen kwam ook de Boschraad met een uitvoerige nota tot den Minister, waarin gewezen wordt op het snelle tempo waarin het verdwijnen van de landgoederen plaats heeft. Dit rapport bevat ook een aan beveling van de maatregelen welke denkbaar zijn om het euvel te beteugelen waarvoor wordt genoemd. Immers hoezeer toch bij de bewaring van het natuurschoon het algemeen belang betrokken is, zal in den regel het locaal belang overwegend zijn. In de eerste plaats ligt het dus op den weg der Gemeente besturen, tegen te sterke vermindering van het natuurschoon te waken en hoewel mag worden geconstateerd, dat door verschillende gemeenten reeds veel in deze richting is of wordt gedaan, er zou meer kunnen worden bereikt, indien alle Gemeentebesturen goed doordrongen waren van de groote belangen, die hier op het spel staan. Wenscht een Gemeente zich in het belang van de bewaring van het natuurschoon den eigendom van bosschen of andere houtopstanden te verzekeren, terwijl het niet gelukt, dit langs den gewonen contractu- eelen weg te bereiken, dan wordt er, voor zooveel noodig, op gewezen, dat de Boschwet 1922 de ont eigening mogelijk maakt, oa. ten name van gemeenten, en dat art 12 dier wet geldehjken steun van den staat in uitzicht stelt. Alle landgoederen of gedeelten daarvan, waarvan de instandhouding geacht kan worden een groot algemeen belang te zijn, kunnen op voorstel van den eigenaar en, indien het gebruik bij een ander dan den eigenaar berust, met toestemming van den gebruiksgerechtigde, door den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw onder Staatscontrole gesteld worden. De onder Staatscontrole gestelde terreinen zijn ondeelbaar, en de eigenaar is verplicht, deze, althans in hoofdzaak, voor het publiek open te stellen, zij het dan ook onder nader vast te stellen voorwaarden De eigenaar van het landgoed geniet ten aanzien van het onder controle gesteld terrein, de volgende voordeelen Bij bepaling van de inkomstenbelasting, de vermogensbelasting, en de successierechten wordt als grond slag van de belastbare opbrengst van het landgoed uitgegaan, met dien verstande, dat de inkomsten geacht worden gelijk te zijn aan de belastbare opbrengst, terwijl de waarde, zoowel voor berekening van de ver mogensbelasting als voor de successierechten, geacht wordt het twintigvoudige van de belastbare opbrengst te bedragen. Van deze belastingen wordt slechts 50 pCt geheven. Buitendien zal bij vererving, (onverschillig m welke verhouding de erfgenaam tot den erflater staat) slechts de helft van het recht geheven worden, dat bij overgang van vader op zoon verschuldigd is.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1925 | | pagina 7