M y 3Q| MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT MSCHUT. njken. Het achttiende- iuis eiken moerbinten gier heel merkwaardig is dus eenige eeuwen [uurstijlen, korbeelen, Jsteenen huis, hoe dit een enkel voorbeeld lier was een compleet Iren en na wegbreken gelen van pleizier. Nu gesorteerd van het |t zijn eveneens weg. pieentebesturen inzake maar zoo? Was er [bouwen? Zoo opper- [aan den Raad om de mede- onderteekend Rijksbureau voor de [ethouders stelden den De motieven? Blijkens pt de „dobbelsteenen" t, zie het hierboven reft is het dan niet taaien zonder dat het gaan echter langs de onnoodig vernielen, jewaard moet worden. de Secretaris namens G. van Tienhoven ereenigingen tegelijk. ievel te Blokzijl, over- taphaalbrug te Hoorn, te Vugt, een bedankje in huis te Groningen, erordeningen. Tegen- |een groeiende belang- ld van de schoonheid. aris, A. A. Kok. SECRETARIAAT: SINGEL 119, AMSTERDAM. - TELEFOON 46586 2DE JAARGANG MEI 1925 No. 5 OPENINGSREDE VAN DEN VOORZITTER, BIJ DE ALGEMEENE VERGADERING, GEHOUDEN 24 APRIL 1925 IN HET WIJNKOOPERSGILDEHUIS IN DE KOESTRAAT. M. H. Gij verwacht van uwen voorzitter geen relaas van den gedanen arbeid in het afgeloopen vereenigingsjaarvaardiger hand dan de mijne zal u zoo straks het verslag daarvan aanbieden. Aan mij het voorrecht u hier te begroeten en aan dat welkomstwoord eene enkele algemeene beschouwing te verbinden. Zulke bespiegelingen zijn altijd zeer persoonlijk, ze zijn opgewekt of zwaarmoedig naar de mate van iemands luchthartig of zwaartillend karakter en temperament. Bij ons werk, dat immers voortkomt uit het gevoelsleven, is dat zeer duidelijk. Gelukkig zullen wij het in de hoofdzaken wel eens zijn. Al aanstonds hierin dat wij, schoon dan door gevoel voor schoonheid tot onzen arbeid gedreven, tegen overgevoeligheid op onze hoede zijn. Toch wil het ongeluk dat wij bij velen juist voor sentimenteel doorgaan. Zij vinden ons niet onbeminnelijk, maar wel soms lastig en wat bevangen in het immers toch wel ziekelijk begeeren om .de oude dingen te bewaren. Alles heeft zijn tijd, zeggen zij, en zij vinden ons wel goedig in onze droefheid en ons verweer, maar een ietsje dwaas toch, met een onpractischen blik op het leven van nu, dat tijd heeft noch voor het oude, noch voor schoonheidsbevliegingen, noch voor gevoelskwesties. Stellig wijst gij dat oordeel af. Toch mogen wij niet schromen te erkennen, dat, zoo wij louter met het voordeelige, het practische, het nuttige te rade gingen, wij hier niet te zamen zouden zijn. Met ons verstand erkennen wij de behoeften, die elke tijd schept, in ons geval de noodwendigheid van stadsuitbreiding, woningbouw, snel verkeer; wij willen ook niet mokkende neêrzitten met ons kleine groepje bij ons nog even smeulend wachtvuur, terwijl in de verte het groote leger der nieuwe generatie voorttrekt op haar banen. En deze begeerte, om ons eerlijk en zonder vooroordeel in het nieuwe te voegen, toonen wij toch wel zeer duidelijk in den arbeid van ons adviesbureau, van onze rf H

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1925 | | pagina 1