J
V
=3
y
ml
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
n mogelijk, dat iedere
iij wil. In het algemeen
bouwwerk, gezien de
Kit zal behandelen. Al
|vie er thans en in de
[Nederlander voor het
|n verwachten, dat bij
s. Immers meermalen
een zoodanig college,
[is, zal men toch zeker
jen dergelijken ook de
lezer Besturen, welke
I gevoelen, gebeurt er
Ivan vormt het kerkje
ter de Nederduitsche
de gemeente Haar-
Halfweg en Haarlem,
r men per rijwiel van
blijkbaar sedert lang
daar in de omgeving
r Spaarndam ter kerk
ndsche Oudheden van
arde inventarisatie van
en het kerkje met zijn
joek vermeldt, dat de
18e eeuwsche vormen
ndbord met klinkdicht
predikstoellezenaar,
tie der Rijkscommissie
n achttiend' eeuwsch
>mt bedrogen uit. Het
fare woestenij, nu van
kerkje zoodanig doen
iig lekte en inregende.
renen. Nu is de kerk-
het gebouw waterdicht
verloren ging is niet
ran de preekstoel zijn
Ie heeft als eigenares
ige later wellicht van
SECRETARIAAT: SINGEL 119, AMSTERDAM. - - TELEFOON 46586
2DE JAARGANG APRIL 1925 No. 4
DE VEREENIGING „HENDRICK DE KEYSER".
Voor wie oog heeft gekregen voor de bouwstijlen uit het verleden is het. een lust
om op een winterschen dag een wandeling langs Amsterdam's grachten te maken.
Dat we voor deze wandeling den winter uitkiezen is omdat dan de boomen, nadat ze
in het najaar hun bladeren in het stilspiegelende water hebben laten neerdwarrelen,
het gezicht vrij laten op wat vroegere geslachten langs het water hebben gewrocht.
Neen, we bedoelen daarmede niets kwaads te zeggen van de oude olmen langs
de grachtoevers. Die boomen, die in het voorjaar, wanneer het jonge groen van de
Lente en al hare illusies vertelt, de oude grachtpaleizen doen schuilgaan achter een
doorzichtig waas, zóó hunne schoonheid verhoogende. Die in den Zomer de oude
patriciërshuizen beschermen tegen al te felle zonnestralen en aan de oude vertrekken
een zeer bijzondere bekoring verleenen. De boomen, wier stervende bladeren in de
herfst een wolk van goud-bruin en brons voor de oude gevels tooveren, een wolk,
dielangzaam wegtrekkend, telken jare opnieuw ons de oude schoonheid van
Amsterdam's grooten tijd ten volle te genieten geeft.
De oude gevels langs de grachten liggen dan voor ons als een open boek, waarvan
het lezen, voor wie de taal waarin het is geschreven verstaat, een genot is.
Maar het zijn niet alleen de huizen langs de grachten, die ons vertellen van het
roemrijk verleden van de hoofdstad. Straten, stegen en kaden getuigen niet minder
van de opvattingen van onze voorouders over architectuur en schoonheid. Hier trekt
een gevel uit de zeventiende eeuw de aandacht, daar weder een uit een latere periode,
elders zien we de bouwvormen uit verschillende tijden tot een harmonieus geheel
verwerkt. Gevelsteenen toonen ons op andere plaatsen weder hoe op ingetogen wijze
reclame werd gemaakt, telkens en telkens weder is er dan het eene, dan het andere,
dat aandacht vraagt en de geest bezig houdt.
Neen, we verlangen niet terug naar de tijden, die achter ons liggen, maar hoe
gaarne stellen we ons, mijmerend langs Amsterdam's grachten.en straten, onze goede
stad voor, zooals zij er nog omstreeks het midden van de vorige eeuw moet hebben
uitgezien. Toen nog geen nieuwe gebouwen de rustige bezonkenheid stoorden van haar
n
y