rv
[rDfLT
el
f
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
I'ANDE WERRELT
JARBEY VOOR DESE 2.
Kinderstelling juist, dan
Ben, de regeerende, de
|en en den arbeidenden
de Boer arbeidt voor
Kt. Wel echter eenigszins
illing, die weleer op tal
■VECHT OF PLEIT,
jjlE EIEREN LEIT.
!IJe denkbeeld iets anders
ALLEN,
)R ALLEN,
ID ALLEN,
_3R ALLEN,
,LEN MEE.
een herberg was met
doeld werden de vier
•edikant, een Burger en
■s van eiken stand hem
tlkmaar, waar men een
ftigd en die staat in het
p afgebeeld een Prelaat,
IlCK BIDT VOOR V, ICK
Ïosofischen kijk die de
ndere steenen vertellen
ragen, zij herinneren aan
le reeds lang in onbruik
beteekenis zijn, dat de
B -historische documenten
Ikt.
aan den lezer om ons
j^rkeert. Dikwijls gebeurt
Jing voor heeft en vari
Amsterdam.
C. Visser.
SECRETARIAAT: SINGEL 119, AMSTERDAM. - - TELEFOON 46586
2de JAARGANG JANUARI 1925 No. V
VOORUITZICHTEN.
I—Jet zou weinig baten het te verbloemen en het zou ook stellig mislukken, al
dwongen wij onszelven in majeur te schrijven de vooruitzichten voor het
welslagen van onzen arbeid zijn niet schitterend. Al te ongelijk is de strijd dien wij
te voeren hebben. Vooreerst zijn er de befaamde en voor ons noodlottige „eischen
van het verkeer". Geen volk heeft ooit zijn booze geesten met dieper vreeze gediend
dan de menschen nu geknield liggen voor onzen boozen geest, het Verkeer. Wat het
eischt wordt hem geschonkenbreede, effen wegen met vrij uitzicht voor de auto's en
banen met dubbel spoor voor de trams. Daaraan vallen reddeloos ten offer onze
kronkelende wegen, onze prachtigste lanen, onze bermen, bruggetjes; in de steden
onze stoepen en paaltjes en trapjes, omdat er toch een trottoir zijn moet, waarop de
ongelukkige voetgangers zich redden kunnen, wanneer een moderne kar van Djaggernaut
hen dreigt te verpletteren. En het Verkeer is voor ons daarom zoo gevaarlijk, omdat
zijn eischen op het eerste gehoor zoo natuurlijk, zoo onweerlegbaar schijnen, zoo
practisch en dus zoo gebiedend. Terwijl toch in die gevallen, waarin bezadigd en
welwillend overleg plaats vond, het duidelijk bleek, dat (hier in letterlijken zin) waar
een wil bestaat ook een weg is, de weg, die zijn doel bereikt en toch spaart wat
eerst zonder genade scheen te moeten vallen.
Doch zulk een overleg zou van onze zijde met veel meer kracht en gezag en dus
vruchtbaarder kunnen geschieden, zoo wij den steun achter ons hadden van de openbare
meening en van de regeering. Wezenlijk zijn ze één. Ook hier geldt, dat elk volk de
regeering heeft die het verdient. Want wanneer het zóóver komen mocht, dat de
gansche natie (en niet maar enkele honderden, hoe blijde wij hen ook begroeten), bij
monde van de gansche pers (en niet maar enkele bladen, waaronder, het is waar,
„N. R. C." en „Handelsblad", wier hulp ons van de warmste erkentelijkheid vervult),
dat de gansche natie haar stem ophief en zeide„wij willen den gruwel der verwoesting
niet langer" dan zou ook de regeering wel uit hare gematigde onverschilligheid
opstaan. Doch nu terwijl de Senaat beraadslaagt gaat Saguntum verloren.
Verloren gaan één voor één onze landgoederen, omdat de Fiscus, tweede vijand,
gevaarlijker nog dan het Verkeer, den eigenaars het merg uit het gebeente zuigt,
terwijl hij, na hun dood, het hunnen erven door onzinnig opgevoerde successierechten
n
B