van 1659 dagteekent en in het eerste deel der „Noord#Hollandsche Oudheden"
beschreven is, zou worden gesloopt, werd een onderzoek ter plaatse ingesteld.
Het huis, waarvan de zuidelijke gevel een trapjestop heeft en met een deurkalf
prijkt, waarop in snijwerk een voorstelling van den Barmhartigen Samaritaan
te zien is, ging onlangs in eigendom van den heer Koeman, Burgemeester der
gemeente Blokker, over. Daar de ankers verteerd waren, dreigde de gevel in
te storten. Nadat echter de ankers vernieuwd zijn is er voor instorten geen
gevaar meer. De eigenaar gaf de verzekering, voorloopig niet tot het sloopen
van het gebouw te zullen overgaan en aan het Bestuur bericht te zullen zenden
als er nieuw gevaar mocht dreigen. Zoo is dan dit bouwwerk behouden; den
eigenaar komt de hulde toe van allen, die op het behoud van zulke schilders
achtige en merkwaardige voortbrengselen uit het verleden prijs stellen.
Vernomen werd, dat het voornemen bestaat, door kazernes, die aan den
Vuchtschen straatweg bij s=Hevtogenbosch zullen worden gebouwd, die schoone
wandeling te bederven. Het Bestuur zal aan deze zaak zijn aandacht wijden.
Een artikel over ontsieringen te 's=Gravenhage van den hoefijzerscorrespondent
in het Algemeen Handelsblad van 26 April 1911 gaf het Bestuur aanleiding,
zich met den schrijver in verbinding te stellen. Het Bestuur zal zich tot den
Raad van 'ssGravenhage wenden om er op aan te dringen, dat, wanneer de
terreinen nabij de Witte Brug voor het houden van tentoonstellingen bestemd
worden, althans het meest karakteristieke deel, de warmoezenierderijen, onges
schonden blijve en alleen de weilanden voor tentoonstellingen worden gebruikt.
Aan de Directie der ZuidsHollandsche Electrische Spoorwegmaatschappij zal
worden gevraagd, de ontsiering van het duinlandschap door het plaatsen van
reclames langs de lijn te beletten en aan den Minister van Waterstaat zal om
medewerking verzocht worden, ten einde deze ontsiering van den rijksweg
ongedaan te maken.
Ook langs andere spoors en straatwegen neemt het getal der ontsierende
reclameborden zeer toe. Het zal noodzakelijk zijn, dat bij de wet regelen worden
gegeven, die voorkomen, dat iemand zijn eigendom misbruikt, gelijk hij doet,
wanneer hij er reclames op plaatst, waardoor het stadss of landschapsschoon
wordt bedorven. De actie tot het verkrijgen van zulk een wet kan zich aan#
sluiten bij die door den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond tot bescherming
van gedenkteekenen bij de wet ondernomen.
Er blijft voor den Bond Heemschut dus nog veel te doen. Dat in den korten
tijd van zijn bestaan reeds zoo dikwijls zijn hulp werd ingeroepen, ofschoon
nog geen Correspondentschappen konden worden ingesteld, getuigt van belang#
stelling in zijn streven.
Moge die belangstelling blijven bestaan, dan zal Heemschut zeker veel tot het
behoud der schoonheid in Nederland kunnen bijdragen, vooral, wanneer het zijn
werkprogram tot uitvoering kan brengen.
De le Secretaris
A. W. Weissman.