dacht hierop. Daar deze buitenplaats echter door een aanzienlijk Amsterdammer
werd gekocht behoefde Heemschut niet op te treden.
Naar aanleiding van mededeelingen uit Zwolle omtrent de voorgenomen
stichting van een gebouw voor het Rechterlijk Archief aldaar, waardoor groote
ontsiering dreigde, werd aan Zijne Excellentie den Minister van Justitie het
volgend adres gezonden.
„Het Bestuur van den Bond Heemschut tot bescherming van de Schoonheid van Nederland heeft
vernomen, dat vanwege Uwer Excellenties Departement op de Blijmarkt te Zwolle een gebouw voor
het Rechterlijk Archief zal worden gesticht, welk bouwwerk, blijkens de ontwerpen, daarvoor
gemaakt, geheel het karakter van een pakhuis met plat dak zal verkrijgen, waarom het, ook door
zijn groote hoogte, de bestaande omgeving zal ontsieren. Het Bestuur van den Bond is er van
overtuigd, dat het voldoende zal zijn, de aandacht van Uwe Excellentie op deze zaak te vestigen,
om te voorkomen, dat deze ontsiering zal plaats vinden, en het verklaart zich gaarne bereid, indien
Uwe Excellentie dit mocht wenschen, aan te geven, hoe een Archiefgebouw zou kunnen worden
gemaakt, dat, beter dan het thans ontworpene, in de omgeving past."
Vertrouwd mag worden, dat op dit adres een bevredigend antwoord zal
worden ontvangen.
De hulp van Heemschut werd ingeroepen om de bedreigde bosschen van
Gaasterland te behouden. Het Bestuur stelde zich omtrent deze zaak in verbinding
met de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland, die
reeds herhaalde malen bosschen heeft weten te redden.
Uit Friesland kreeg het Bestuur bericht, dat het voornemen bestaat de zeer
oude kerk te Wierum af te breken, die, geheel van tufsteen gebouwd, als voorts
brengsel van Romaansche kunst waarde heeft, en bovendien in het landschap
zich schilderachtig voordoet. In samenwerking met den Nederlandschen Oudheids
kundigen Bond heeft Heemschut gepoogd, het afbreken der kerk te voorkomen.
De pogingen zullen echter waarschijnlijk niet de gehoopte uitkomst hebben;
misschien zal het gelukken, althans den toren te behouden.
Uit Katwijk aan Zee werd gemeld, dat het Bestuur der Domeinen het voors
nemen heeft, de duinen tusschen Katwijk en Noordwijk te doen afgraven,
waardoor de schoonheid van deze streek zeer zou lijden. Getracht zal worden,
in overleg met de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland,
het ontsieren door deze afgraving tegen te gaan.
Tweemaal werd de aandacht van het Bestuur gevestigd op ontsierende
reclames. De eerste is een bord, in de nabijheid van het Station van den Staatss
spoorweg te Oosterbeek, op een der mooiste punten geplaatst door de Oosters
beeksche Meubelfabriek „Labor Omnia Vincit", welke zich ten doel stelt, de
verheffing van den smaak der werklieden, door voor hen goede en goedkoope
meubelen te vervaardigen. De tweede reclame is de groote stoel, geplaatst in
een weiland bij Haarlem door de kunstnijverheids werkplaats „Onder den Sint
Maarten" te Haarlem. Aan de leiders dezer fabrieken, welke artistieke doeleinden
nastreven, werd namens den Bond verzocht, deze reclames, die de omgeving
ontsieren, te doen verwijderen.
Naar aanleiding van een bericht, dat een boerenwoning te Westerblokker, die