13
handeld of voor bedrijven, die worden uitgeoefend op of in het onroerend goed
2e. in zoover het geldt een reclame, voorkomende in de bebouwde kom
eener gemeente;
4e tot 1 Januari 1921 in zoover het geldt een reclame, waarvan blijkt, dat
zij op het tijdstip van het in werking treden dezer verordening aanwezig was.
3e. in zoover Gedeputeerde Staten vrijstelling van het verbod hebben vers
leend overeenkomstig het in art. 3 bepaalde.
Art. 3.
De vrijstelling, bedoeld in Art. 2, 3e lid kan door Gedeputeerde Staten enkel
worden verleend, wanneer, naar hun oordeel, hierdoor de schoonheid van het
omliggende landschap niet wordt geschaad. Aan de vrijstelling kunnen voor#
waarden worden verbonden; zij kan te allen tijde worden ingetrokken.
Art. 4.
Hij, die de verbodsbepalingen van Art. 1 overtreedt, of handelt in strijd met
een der voorwaarden, bedoeld in de tweede zinsnede van Art. 3, wordt ge#
straft met geldboete van ten hoogste vijf en zeventig gulden.
Art. 5
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd te doen wegnemen hetgeen in strijd met
deze verordening is aangebracht. Dit geschiedt niet dan ten minste twee dagen
nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd.
Art. 6.
Met het toezicht en de zorg voor de naleving dezer verordening zijn, behalve
de bij art. 8 van het Wetboek van Strafrecht aangewezen personen, belast de
door Gedeputeerde Staten aan te wijzen personen.
De in het eerste lid bedoelde personen hebben daartoe tusschen zonsopgang
en zonsondergang het recht van vrijen toegang tot alle gronden en gebouwen,
woningen uitgezonderd.