10
bezwaar, het ontwerp van den gevel, hetwelk ingevolge de bouwverordening
aan hun oordeel moest worden onderworpen, goed te keuren. De eigenaar vers
klaarde zich daarop bereid, den gevel in zijn ouden vorm te behouden, indien
hem een subsidie werd gegeven. Door de zeer gewaardeerde medewerking der
Maatschappij tot Nut van't Algemeen, van den heer Jac. Korthals Altes en van
den heer William Pont Jr. kon het bedrag, voor dit subsidie noodig, worden
bijeengebracht, zoodat Edam nu den merkwaardigen gevel zal behouden.
Uit Zwolle kwam bericht, dat twee molens, staande op den Eekwal en op
den Jufferenwal, zouden worden afgebroken. Daar deze molens niet meer
voor hun oorspronkelijke bestemming konden dienen, werden geen pogingen
gedaan om ze te behouden.
Een mededeeling uit Paterswolde, dat fraaie boomen aldaar zouden worden
geveld, kwam te laat om nog stappen te doen.
De bedenkelijke bepalingen, die het ontwerp tot wijziging van de Vermogens
belasting voor het behoud van bosschen, parken en lanen bevat, gaven aan de
Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten, de Boschbouwvereeniging
en den Toeristenbond voor Nederland aanleiding, zich met adressen tot de
Tweede Kamer der StatemGeneraal te wenden. Ook Heemschut zond een
adres aan de Tweede Kamer, om, in het belang der bedreigde schoonheid,
op wijziging van het ontwerp aan te dringen.
Burgemeester en Wethouders van Haarlem deden aan den gemeenteraad een
voordracht, om de voormalige commiezenhuisjes, in 1826 gebouwd ter vervans
ging van de Groote Houtpoort, te doen sloopen. Reeds in 1913 is Heemschut
tegen deze slooping opgekomen, doch de gemeenteraad besloot toen in beginsel,
de huisjes te doen verdwijnen. Een adres, door Heemschut thans ingezonden,
had niet het gewenschte gevolg. Ondertusschen is bij Koninklijk Besluit het
raadsbesluit vernietigd, zoodat de gebouwtjes zijn gered.
Aan den wensch van Heemschut, dat de gemeente Haarlem een verordening
tegen ontsierende reclame zou maken, werd voldaan.
Het sloopen van den molen ,,de Stier" aan de Houtmarkt te Leiden, kon
tot dusver worden voorkomen. Daar beweerd werd, dat de molen in bouws
valligen toestand verkeert, hebben de heeren Albert Otten, architect te Rotters
dam en G. Versteeg, architect te Arnhem, met den len Secretaris op verzoek van
Heemschut het gebouw onderzocht. Deze heeren gaven eenstemmig als hun
meening te kennen, dat het steenen gebouw, ofschoon het hier en daar eenige
scheuren vertoont, niet geacht kan worden in bouwvalligen toestand te verkeeren;
het zal, naar hun oordeel, nog vele jaren voor zijn tegenwoordige bestemming
kunnen dienen, wanneer aan het onderhoud de noodige zorg wordt besteed.
De mededeeling werd ontvangen, dat de boomen langs den rijksstraatweg
onder Rosmalen tusschen Hintham en de Gele Hoeve door de particulieren,
wien het plantrecht langs dien rijksweg toekomt, zouden worden gerooid.
Aan den Minister van Waterstaat werd een adres gericht om er op aan
te dringen, dat het Rijk het plantrecht zou koopen en dus de boomen, die
een sieraad voor den weg zijn, zou redden. Op dit adres antwoordde de
Minister, dat, daar de eigenaars niet bereid bleken, dit recht voor „bekwamen"