11
le daarop of daaraan te hebben muren, getimmerten, borden of andere voor*
werpen, bestemd en gebezigd tot reclame.
Art. 2.
Het verbod is niet van toepassing:
le in zoover het geldt reclame voor zaken, welke worden vervaardigd of
verhandeld, of voor bedrijven, welke worden uitgeoefend op of in het onroe#
rend goed;
2e in zoover het geldt eene reclame, voorkomende binnen de bebouwde
kom eener gemeente, welker grens ter beoordeeling staat van Gedeputeerde Staten;
3e in zoover Gedeputeerde Staten vrijstelling van het verbod hebben ver#
leend overeenkomstig het in Art. 3 bepaalde;
4e tot 1 Januari 1914, in zoover het geldt eene reclame, waarvan blijkt,
dat zij op het tijdstip van de inwerking treding dezer verordering aan#
wezig was.
Art. 3.
De vrijstelling, bedoeld in Art. 2, 3, kan door Gedeputeerde Staten alleen-
worden verleend, wanneer naar hun oordeel hierdoor de schoonheid van het
omliggende landschap niet wordt geschaad.
Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden; zij kan ten
allen tijde worden ingetrokken.
Art. 4.
Hij, die de verbodsbepalingen van Art. 1 overtreedt of handelt in strijd
met eene der voorwaarden, bedoeld in het tweede lid van Art. 3, wordt ge#
straft met geldboete van ten hoogste vijf en zeventig gulden.
Art. 5.
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd, hetgeen in strijd met deze verordening
is aangebracht, te doen wegnemen. Dit geschiedt niet dan ten minste acht dagen,
nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd.
Art. 6.
Met het toezicht en de zorg voor de naleving dezer verordening zijn, behalve
de bij Art. 8 van het Wetboek van Strafverordening aangewezen personen,
belast de ambtenaren van den Provincialen Waterstaat en de arbeiders in vasten
dienst der Provincie op de Provinciale wegen.
Zij hebben daartoe tusschen zonsopgang en zonsondergang het recht van
vrijen toegang tot alle gronden en gebouwen, woningen uitgezonderd.