10
2e in zoover het geldt eene reclame, niet voorkomende in het landelijke
gedeelte eener gemeente;
3e in zoover Gedeputeerde Staten vrijstelling van het verbod hebben ver*
leend overeenkomstig het in art. 3 bepaalde;
4e tot 1 Januari 1914, in zoover het geldt eene reclame, waarvan blijkt, dat
zij op het tijdstip van het in werking treden dezer verordening aanwezig was.
Art. 3.
De vrijstelling, bedoeld in Art. 2, 3°, kan door Gedeputeerde Staten enkel
worden verleend, wanneer naar hun oordeel de schoonheid van het omlig*
gende landschap niet wordt geschaad.
Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbondenzij kan te allen
tijde worden ingetrokken.
Art. 4.
Hij, die de verbodsbepalingen van Art. 1 overtreedt of handelt in strijd met
eene der voorwaarden, bedoeld in het tweede lid van Art. 3, wordt gestraft met
geldboete van ten hoogste vijf en zeventig gulden.
Art. 5.
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd te doen wegnemen hetgeen in strijd met
deze verordening is aangebracht. Dit geschiedt niet dan ten minste acht dagen
nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd.
Art. 6.
Met het toezicht en de zorg voor de naleving dezer Verordening zijn, be#
halve de bij Artikel 8 van het "Wetboek van Strafvordering aangewezen per*
sonen, belast de door Gedeputeerde Staten aan te wijzen personen.
Zij hebben daartoe tusschen zonsopgang en zonsondergang het recht van
vrijen toegang tot alle gronden en gebouwen, woningen uitgezonderd.
VERORDENING TOT HET WEREN VAN INBREUKEN OP NATUUR*
SCHOON IN ZEELAND
die door de Provinciale staten van Zeeland is vastgesteld en 24 Januari 1913
in werking trad.
Art. 1.
Het is den eigenaar of gebruiker van eenig onroerend goed verboden: