6
van Rijnland toegestaan. Dijkgraaf en Heemraden van den Krimpenerwaard
weigerden echter, vergunning tot het wederbeplanten van den Gouderakschen
dijk, aan de overzijde der rivier, te geven. Aan dit polderbestuur werd door
Heemschut een verzoekschrift gezonden, om, in het belang der schoonheid, de
vergunning tot planten alsnog aan het Gemeentebestuur van Gouda te geven.
Toen, in den zomer van 1911, het Garnizoens#kleedingmagazijn aan het Don#
kere Spaarne te Haarlem ontdaan werd van de cement#laag, kwam een gevel
in gebakken en gehouwen steen uit 1567 voor den dag. Daar bleek, dat weder
een nieuwe cementdaag zou worden aangebracht, waardoor de gevel en het
stadsgezicht zouden worden ontsierd, wendde Heemschut zich door tusschen#
komst van den Minister van Binnenlandsche Zaken tot den Minister van Oorlog,
met verzoek, het pleisteren achterwege te doen blijven. Aan dit verzoek
is voldaan.
De aandacht van Heemschut werd gevestigd op de voorgenomen stichting
eener nieuwe Roomsch#Katholieke kerk te Kuik, waardoor het fraaie gezicht,
dat men nu van de overzijde der Maas op het dorp heeft, zou worden bedorven.
Daar bovendien de merkwaardige oude kerk uit de veertiende eeuw zou worden
gesloopt, achtte het Bestuur het gewenscht, te dezer zake gemeenschappelijk met
den Oudheidkundigen Bond op te treden. Bestuurderen van beide lichamen
vroegen en verkregen een audiëntie bij Z. D. H. den Bisschop van 's Hertogen#
bosch. Daar echter de Bestuurderen van den Oudheidkundigen Bond verhinderd
waren, aan de audiëntie deel te nemen, heeft zij tot dusverre nog niet plaats gehad.
De Provinciale Zuid#Hollandsche Archeologische Commissie verzocht Heem#
schut, haar te willen steunen bij hare pogingen tot behoud van den fraaien
toren te Schoonhoven. Aan dit verzoek werd voldaan, en verwacht mag worden
dat dit gedenkteeken, hetwelk zooveel bijdraagt tot de schoonheid der stad,
zal worden gespaard.
Het Arnhemsch Genootschap van' Oudheidkunde richtte een schrijven tot
het Bestuur, met het verzoek, de pogingen van dat Genootschap om te verkrijgen,
dat een nieuw gebouw voor het Museum van Oudheden te Arnhem zou worden
gesticht, te willen steunen. Daar het Bestuur van oordeel was, dat deze zaak buiten
de bemoeiing van Heemschut lag, kon aan het verzoek niet worden voldaan.
Aan den Minister van Waterstaat werd door Heemschut verzocht, de reclame#
borden, welke de Electrische Spoorwegmaatschappij tegen de palen op den weg
tusschen Amsterdam en Haarlem had laten aanbrengen, te doen verwijderen.
Bij schrijven van den Commissaris der Koningin in Noord#Holland werd, den
16 December 1911, aan het Bestuur van Heemschut in antwoord op zijn adres
bericht, dat de Minister de Electrische Spoorwegmaatschappij had gelast, de
reeds aangebrachte borden ten spoedigste te verwijderen.
Met ingenomenheid werd het totstandkomen der Vereeniging Nehalennia
te Middelburg, welke zich ten doel stelt het behoud der schoonheid van het
eiland Walcheren, door Heemschut begroet. Deze vereeniging wendde zich tot
ons Bestuur om steun bij haar pogingen, om te voorkomen, dat het gebouw
der voormalige Beurs te Vlissingen, thans eigendom der Vereeniging „Eigen
Hulp", van zijn dak en toren zouden worden beroofd. Deze steun werd