5
de groote waarde, die hoogopgaand geboomte voor de schoonheid van een
stadsgezicht of een landschap heeft. Zelfs vele zoogenaamde deskundigen be#
seffen niet, dat men hoogopgaand geboomte met de meeste zorg moet in stand
houden en slechts die boomen door jonge moet vervangen, welke gevaar
opleveren.
De wijze, waarop door de Commissie van Toezicht op het Provinciaal Gesticht
Meerenberg te Santpoort een gedeelte der Schapenduinen, tegenover het gesticht,
door het vellen van geboomte en het afgraven der duinen tot een vlak en kaal
terrein was gemaakt, waarop ambtswoningen aan smalle straten werden gebouwd,
gaf Heemschut aanleiding tot het zenden van een adres aan de Provinciale
Staten van Noord#Holland. Op dit adres werd 26 Juli 1911 als antwoord ont#
vangen „dat in opdracht van de Provinciale Staten bij het ontwerpen der verdere
plannen met de aesthetische eischen van terrein en omgeving rekening zal worden
gehouden".
Den 6 Juli 1911 werd een adres gezonden aan Burgemeester en Wethouders
van Haarlem. Hierin werd er op gewezen, dat opgaand geboomte een der elemen#
ten is van de schoonheid der Nederlandsche steden en betoogd, dat dit geboomte
zooveel mogelijk dient te worden gespaard. Het adres werd verzonden naar
aanleiding van een ingekomen bericht, dat de boomen in de Parklaan geveld
zouden worden. Nu alle boomen te Haarlem geleidelijk dreigden te verdwijnen,
meende Heemschut dat aan dit noodeloos opofferen van schoonheid een einde
diende te komen.
Dit adres had een correspondentie ten gevolge met den heer Leonard A.
Springer, Architect van den Hout en Plantsoenen der gemeente Haarlem, die
den raad tot het vellen der boomen had gegeven. Het gelukte niet, dien heer
tot andere gedachten te brengen. Van Burgemeester en Wethouders kwam onder
dagteekening van 5 September 1911 de mededeeling „dat zij aan den inhoud
van het verzoekschrift aandacht hadden geschonken, en wat de boomen aan
den Parklaan betreft, vooralsnog geen wijzigingen in den plantsoenaanleg aan
genoemden weg zullen plaats vinden".
Ook uit Ridderkerk en Heerlen kwam bericht omtrent het voorgenomen vellen
van fraaie boomen; Heemschut heeft gepoogd, dit omhakken te voorkomen.
En toen in November 1911 Burgemeester en Wethouders van Haarlem den Raad
voorstelden, een honderdtal boomen te doen vellen, werd aanstonds een adres
gezonden, om het geboomte te redden. Het adres heeft niet mogen baten. De
geringe meerderheid, waarmede het besluit tot het vellen der boomen werd
genomen, geeft ons echter hoop, dat er te Haarlem een kentering zal komen.
Toen uit Zaandam bericht kwam, dat eenige honderden opgaande boomen
aan de Westzijde zouden vallen, heeft Heemschut, doch te vergeefs, getracht,
het vellen te voorkomen.
Het Gemeentebestuur van Gouda zond 20 Maart 1912 een brief waarin werd
gemeld, dat bij den hevigen storm van 30 September 1911 een aantal boomen
langs de IJseldijken waren omgewaaid of gebroken, zoodat ruim drie honderd
boomen langs drie dijken door andere moesten worden vervangen. Dit vervan#
gen werd, aan de stadszijde van den IJsel, door Dijkgraaf en Hoogheemraden