het gehalte der onderwijzers was beneden peil. Met de parti
culiere scholen was het niet veel beter gesteld. Herhaalde po
gingen een Latijnse school te onderhouden mislukten, evenals
de oprichting van kostscholen. De opvoeding der kinderen te
midden der slaven was funest. Men kan dan ook wel aan
nemen, dat de kinderen van de hogere ambtenaren en beter
gesitueerde burgers thuis particulier onderwijs genoten. Vaak
werden de kinderen ook voor hun opvoeding naar Holland
gezonden. In 1745 werd een seminarium ingewijd, dat niet
langer dan tot 1755 stand hield. In 1743 had Van Imhoff de
Batavia'se Academie de Marine gesticht, welke in het noorde
lijkste van zijn twee huizen aan Kali-besar-west („Toko Me-
rah") was ondergebracht. In 1755 moest ook dat instituut, dat
zo goed bedoeld was om een beter gehalte zeelieden op te
leiden, worden opgeheven. Dat in de vorige paragraaf de
boekenkast niet genoemd werd, vindt zijn oorzaak in de ge
ringe belangstelling van de doorsnee Bataviaan van die tijd
voor boeken. Van oudsher waren er wel enige bibliotheken
te Batavia: in 't Kasteel was een boekerij, die voornamelijk
bestond uit boeken, welke na de verovering van Malaka,
vandaar naar Batavia waren overgebracht; ook de Kerkeraad
beschikte over een boekerij. Pas in de negentiende eeuw ves
tigden zich boekhandelaren te Batavia.
Toch moet men niet denken, dat er te Batavia geen geestelijk
leven was. De Indonesische talen werden bestudeerd, zowel
door sommige Compagnie's dienaren, als door verscheidene
predikanten. Ook een militair blonk in de kennis van het
Maleis uit: Isaac de St. Martin, een Hugenoot, die ook veel
andere wetenschappelijke belangstelling had. Hij liet een rijke
bibliotheek na, waarin zich manuscripten in Oosterse talen
bevonden. Herbert de Jager (1636-1694) was de grootste der
Compagnie's taalgeleerden. Hij legde zich ook toe op wis- en
sterrekunde en het landmeten en interesseerde zich tevens
voor botanische onderwerpen.
De medicus, dr. Willem ten Rbijne, hield lezingen in de ana-
tomie-kamer, die de Regering in 1673 gesticht had en onder
leiding stond van de „doctor anatomicus" Jobannes ter Beeck.
Ten Rhijne schreef een „Verhandelinge over de Asiatise Me-
82