combuis of kookkeuken enz. "Weinig huizen zijn er, die een
tuin hebben, zooals Salmon in den Tegenwoordigen Staat
aller Volken verkeerdelijk schrijft; er is zelfs geen schijn
overig, dat dezelve ooit achter de huizen zoude zijn ge
weest. In verscheiden huizen vindt men nog gevlochten
rotting raamen inplaats van glazen voor de luchtigheid".
In het tweede deel der „Hedendaagsche Historie of Tegen
woordige Staat van alle Volkeren in 't Engelsch beschreven
door Th. Salmon, nu vertaald en merkelijk verbeterd door M.
van Goch" wordt echter op blz. 118 van de in 1739 uitge
geven tweede druk gezegd:
„Van de huizen der Nederlanders zegt de Heer Salmon, dat
zij net gelijk die van Holland gemaakt zijn. Agter dezelfde
zijn opene erven die tot nette tuinen met allerlei boomen,
kruiden en vrugten beplant en bezaaid zijn. En door hunne
gaze en rotting ramen zijn zij doorgaans zoo luchtig, dat zij,
hoe groot de hitte zoo na onder de middellijn ook wezen
mag, egter daar nooit verveelt".
In zijn „Zee en Lantreize" vermeldt ook Nieuhof:
„lustige achterplaatzen en Schoone hoven, die met boomen
en velerhande kruit en bloemen beplant en met water
putten, pompen en bequame gemakken voorzien zijn."
In dezelfde geest laat zich ook Nicolaus de Graaff, die Ba
tavia in de tweede helft van de zeventiende eeuw herhaalde
lijk bezocht, uit. Stavorinus vergist zich waarschijnlijk met
zijn positieve uitlating, dat tuinen en hoven niet aanwezig
geweest zouden zijn. Uit de plattegronden van Batavia blijkt
echter wel, dat zij niet groot geweest kunnen zijn. De ver
onderstelling ligt voor de hand, dat bij de toename van de
bevolking in de stad een verdichting van de bebouwing plaats
had, waaraan de oorspronkelijke tuinen en hoven, die bij de
grote huizen stellig aanwezig geweest zullen zijn, opgeofferd
werden. Ook dit zal niet hebben bijgedragen tot een gunstige
sanitaire toestand van de oude stad.
Tussen het grote type huis, dat wij hierboven beschreven en
waarvan de afb. 6, 8, 9 en 10 een indruk geven, en het zeer
kleine type huis, dat wij in het vorige hoofdstuk bespraken,
is er stellig een middelgroot type geweest.
66