De toegang tot de stad, aan de zeezijde, werd aanzienlijk ge
wijzigd, door de aanleg van de haven Tandjong Priok. Deze
wijziging heeft ongetwijfeld ook bijgedragen tot het verval
van Oud-Batavia. Het is lang niet onwaarschijnlijk, dat in de
toekomst een rechtstreekse verbinding van de kern van Wel
tevreden, langs het nieuwe vliegveld Kemajoran, zal ontstaan
en dan zal Oud-Batavia nog meer, dan thans reeds het geval
is, buiten de route komen te liggen en daardoor buiten de
belangstelling (zie het vignet boven Hoofdstuk VI), tenzij
men door passende stedebouwkundige middelen hieraan zal
weten tegemoet te komen.
Waar wij hebben moeten constateren, dat de stedebouw
kundige gaafheid van het oudste gedeelte van het voormalige
Batavia bij de verdere ontwikkeling dezer merkwaardige stad
meer en meer te loor ging, mogen wij bij onze beoordeling niet
onbillijk zijn: Men mag niet vergeten, dat het maatschappe
lijke leven steeds ingewikkelder en de technische mogelijkheden
steeds groter worden. De eisen, welke aan een goede stadsaanleg
gesteld worden, zijn dan ook veel meer gaan omvatten en zijn
zeer verzwaard. Ook in Europa heeft men niet tijdig op de
juiste wijze leiding aan de stadsontwikkeling kunnen geven.
Men worstelt er daar nog steeds mede.
Door het tuindstad-karakter, is het voormalige Batavia de
sinistere bebouwing, welke omstreeks de laatste eeuwwisseling
vele Europese steden heeft bedorven, bespaard gebleven.
De verscheidenheid der bebouwing, voortgekomen uit de be
hoeften, het karakter en de cultuur der voornaamste bevol
kingsgroepen, welke de steden op Java bewonen (Indonesiërs,
Chinezen en Europeanen), hebben een kenmerkend stempel op
de ontwikkeling dier steden en het beeld, dat deze vertonen,
gedrukt.
Er liggen dus te Djakarta, het voormalige Batavia, vele in
teressante en tevens moeilijke stedebouwkundige problemen,
welke slechts onder zeer deskundige leiding op de juiste wijze
opgelost zullen kunnen worden. Het is zeer te betreuren, dat
door het bezwijken van ir Karsten, tijdens de Japanse inter
nering, deze bij uitstek deskundige stedebouwer zijn arbeid
aan deze problemen niet meer heeft kunnen voortzetten.
133