87 een adellijk vrouwenstift met een eigen proost. De toe name van het aantal religieuzen was zodanig, dat wegens gebrek aan voldoende inkomsten een paar maal beslo ten moest worden niet meer dan 30 nonnen op te nemen. Ook voor dit stift was de tachtigjarige oorlog noodlot tig. In 1574 verwoestten de troepen van Lodewijk van Nassau het tot in de grond. Daarop kreeg men ook de weerslag van de felle godsdienststrijd en de politieke strijd, voorafgaande aan het partagetractaat van 1661 (zie hfdst. VI). Het stift brandde daarbij in 1655 ander maal grotendeels af. Evenals Rolduc dreigde St Gerlach Staats gebied te worden. Hier was het de heldhaftig heid van priorin Jkvr. Agnes Hoen van Cartils, die de verdeling in gunstige zin gewijzigd wist te krijgen. Het stift St Gerlach werd een enclave in Staats gebied „groot 4 bunder, 9 grote en 7 kleine roeden, daarin begrepen alle grachten, graven, vijvers en andere infruc- tueuze plaatsen". Een hoge muur van mergelsteen tegenover de pastorie is zij nog aanwezig omgaf het geheel, terwijl bedongen werd „eenen vrijen uytgang en toegang door de wegen loopende van het klooster voors door Geulem en Bergh en door Strabach en Broeckhem nae het territoir van den Heer koningh van Spaegne in de heerlijkheden van Alt Valkenburgh ende Schin op de Geul Vrij spoedig werden nu plannen gemaakt voor een waardige herbouw. Zo ontstond het complex, dat thans nog grotendeels aanwezig is. Eerst herrees de eigenlijke (westelijke) kloostervleugel (thans pachterswoning) met zijn typische vóór 1700 daterende hoge en smalle thans grotendeels dicht gemetselde vensters. Alleen deze vleugel is ook ge heel in mergelsteen opgetrokken. Niet meer van buiten als zodanig kenbaar, vindt men er verder de klooster gang nog in terug, met stukken van mogelijk nog uit de tweede helft van de 16e eeuw daterende kruisgewelven. In 1708 volgde bij wijze van oostelijke vleugel een nieuwe woning voor de proost in klassisistische stijl. Zij is het

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 97