zerlijke vasallen, die zich het sterkste wisten te verschan sen, trokken hunnerzijds ook weer de meeste leenmannen tot zich. Hier kwam nog bij, dat zij het ook. waren, die werden aangesteld tot voogd over de geestelijke goede ren, een functie, welke vóórdien ambtshalve door de gouwgraven was waargenomen. Indien we nu de toenmalige situatie in en om het tegen woordig Zuid Limburg bekijken, is het wel bijzonder opvallend, dat het de bouwers van bergsloten waren, die zich wisten op te werken tot vorsten over niet onaan zienlijke gebieden. Het zijn de heren van Limburg, Val kenburg, Rode en Daelhem. Vrijwel alle bezitters van heerlijkheden en allodia in hun omgeving, al hadden zij zich dan ook een waterburcht gebouwd, onderwierpen zich voor en na. Slechts hier en daar wist een locale vorst zich te handhaven en rechtstreeks onder rijksgezag te blijven (Reichsunmittelbar). Hun burchten worden behandeld in hoofdstuk XI. Van gemelde vier bergsloten, welke allen in de 11e eeuw zijn gebouwd, was dat van Limburg weer het sterkste. Het werd opgetrokken op een hoge steile bergkam, aan drie zijden omspoeld door het riviertje de Vesdre. Op deze rots verrees ook het ommuurde stadje Limburg, dat tevens de vierde zijde afsloot. Aan die zijde bevond zich bovendien een droog dal. Zo sterk was deze in 1064 gebouwde veste, dat Hendrik I, graaf van Limburg, zich in 1101 na de dood van Godfried van Bouillon benoemd zag tot hertog van Neder-Lotharingen. Hoewel de Lim burgers zich niet als zodanig wisten te handhaven in 1139 werden de graven van Leuven/Brabant erfelijk hertog mochten zij toch de titel hertog behouden en werd Limburg later zelfs een der zeventien Nederlan den. In het tegenwoordige Zuid Limburg hebben slechts Epen, Mechelen en Wahlwylre aanvankelijk tot het oude hertogdom behoord. Wel wist men in 1136 door huwe lijk in het bezit te komen van de heerlijkheid Rode. Deze werd daarop genoemd Rode-le-duc (Rolduc) of 's Hertogenrade, doch ingelijfd is ze nooit. In Rode was 60

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 64