20e bisschop van Maastricht en de H. Willebrordus,
le bisschop van Utrecht, de laatste hand gelegd was aan
de bekering van het Z.0. van ons land. Eventuele toen
gebouwde stenen kerkjes zijn daarop mogelijk verwoest
door de Noormannen, die uit hun kamp te Asselt (of
Elslo?) danig in het tegenwoordige Zuid Limburg heb
ben huisgehouden en pas in 891 definitief door Arnulf
van Karinthië bij Leuven werden verslagen.
De herbouw in steen hangt vermoedelijk samen met de
in de 11e eeuw voltooide verregaande staatkundige ver
snippering van Neder Lotharingen, waarbij de met be
stuursmacht beklede kleine heren de kerken niet achter
konden stellen bij de bouw van de nu noodzakelijk ge
worden versterkte behuizingen (oorsprong patronaats-
en collatierecht).
Op de houtbouw bestond vóór dien zeer zeker één uit
zondering: De kloosters zijn toen al vaak in steen opge
trokken geweest. Ten Oosten van de Maas waren in het
tegenwoordige Zuid Limburg de Benedictijnen de eer
sten, die zich daar vestigden. Dit was mogelijk gemaakt,
doordat in 847 de rijksbezittingen in het aan de palts
Meerssen verbonden allodium geschonken waren aan
hun vermaarde abdij van St Remigius te Reims. Als
zijnde een agrarische orde hadden de Benedictijnen vol
doende land nodig, om in hun onderhoud te kunnen
voorzien.
Zoals men weet, waren de koningspaltsen of -hoeven
pleisterplaatsen voor de steeds rondtrekkende vorsten.
Er was een groot aantal handwerkslieden aan verbon
den, terwijl de tributen der omliggende villa's ter plaatse
verzameld werden. De palts Meerssen schijnt belangrijk
geweest te zijn. In gemeld jaar 847 had er een bijeen
komst plaats van de drie zoons van Lodewijk de Vrome
ter bespreking van maatregelen tegen de Noormannen,
terwijl Lotharingen in 870 aldaar is verdeeld.
Nadat Reinier Langhals, hertog van Lotharingen, er in
916 was overleden en zijn zoon en opvolger Giselbert
het land bij het Duitse Rijk gevoegd zag (925), schonk
deze laatste de palts als bruidsschat aan zijn vrouw
49