48
zal wel gegaan zijn als met vele verlaten middeleeuwse
kloosters en kastelen: de bevolking brak de voor hen
onbruikbare gebouwen af, om de stenen voor eigen ge
bruik aan te kunnen wenden. Zo bleven mogelijk alleen
enkele hoeven gespaard.
De missie stond voor een nieuwe taak. Zolang de trek
duurde Maastricht moet tot 437 een Romeinse be
zetting gehad hebben zal deze wel niet veel hebben
uitgehaald. Van de eerste 10 opvolgers van St Servaas
zijn dan ook alleen de namen bekend. Pas nadat koning
Clovis zich in 496 door de H. Remigius te Reims had
laten dopen, werkte de kerstening door, hetgeen te Maas
tricht tot uiting kwam in de bouw van een kerk boven
het graf van St. Servaas 570) en de stichting van
het klooster der Witte vrouwen (circa 620). Op 't platte
land was voorlopig van de bouw in steen geen sprake.
Aangezien de viering van het H. Mysterie niet in de
open lucht plaats mocht hebben, droegen de eerste Chris
tenpredikers de H. Mis vermoedelijk op in een reistent.
Had men succes, dan werd overgegaan tot het stichten
van een kleine missiekapel. Deze was als regel van hout,
want de houtbouw was inheems. Nam het Christendom
nog meer toe in een bepaalde omgeving, dan lag het
voor de hand, dat de kapel tot model diende voor een
groter en ruimer gebouw. Zo ontstond de zaalkerk. Er
zijn vele theoriën opgebouwd omtrent de oorsprong van
onze West Europese Christelijke kerkgebouwen, doch de
opgravingen van de laatste jaren onder de door het oor
logsgeweld verwoeste dorpskerken hebben onomstotelijk
aangetoond, dat de gang van zaken is geweest als boven
omschreven. Vervolgens was het de Keltisch-Germaanse
geest, welke vroeg om een duidelijke scheiding tussen
de delen van een gebouw en dus in de kerken tussen
sanctuarium en lekenruimte. Aldus werd een versmald
rechthoekig koor aangebouwd. Beiden hadden een
vlakke zoldering.
De „vertaling" in steen van deze kerkjes werd pas alge
meen in de 11e eeuw doorgevoerd, ondanks het feit, dat
al in 700 door de samenwerking van de H. Lambertus,