47
HOOFDSTUK V
GETUIGENISSEN DER KERSTENING
^oals we gezien hebben was Zuid Limburg in de Ro
meinse tijd een centrum van Romeinse beschaving. Het
moet de slagader Keulen-Maastricht-Boulogne geweest
zijn, welke hier niet vreemd aan was.
Onder deze omstandigheden is het verklaarbaar, dat
reeds in die periode missionarissen vanuit het Zuiden tot
in onze streken doordrongen om hier het Christendom
te prediken. Zo moet Trier al rond 200 een bisdom ge
weest zijn. Van hieruit trok kort na het vrijheid van
godsdienstbrengende Edict van Milaan (311) de H. Ma-
ternus langs de heirwegen naar het Noorden. Hij staat
bekend als de stichter der missiebisdommen Keulen en
Tongeren. Daarop was het de H. Servatius, die in 380
de bisschopzetel van Tongeren naar Maastricht over
bracht en daarmede Nederland's eerste bisschop werd.
Hoewel de aanleiding tot deze daad gezocht moet wor
den in de toen reeds begonnen invallen der Franken en
de destijds sterkere positie van Maastricht als Romeinse
vesting, moet toch worden aangenomen, dat daar ter
plaatse al een kern van Christenen aanwezig was.
Hoe het nu stond met de kerstening ten O. van de Maas
is helaas niet meer na te gaan, omdat er geen overblijf
selen van aanwezig zijn. Merkwaardig is wel de vondst
van 2 skeletten te Houthem uit de Romeinse tijd, niet
opgelost dank zij de kalkrijkdom van de bodem. De
ligging met het aangezicht naar het Oosten en 't feit, dat
de heidenen hun lijken hier steeds verbrandden, doet
vermoeden, dat het Christenen betreft1). We behoeven
evenwel slechts te bedenken, dat ondanks de laatste tijd
gehuldigde gematigde mening, de sporen van de Ro
meinse beschaving tengevolge van de volksverhuizing
zodanig zijn uitgewist, dat alleen opgravingen ons een
beeld uit die periode hebben kunnen verschaffen. Het
1) Beckers sr en jr: Voorgeschiedenis, blz. 279.