HOOFDSTUK XII DE GROTE OMWENTELING JoMa de lezer reeds uit het vorenstaande kon op maken, heeft het feodale stelsel tot het einde van de 18e eeuw geduurd. Alle grond was in het bezit ge bleven van grootgrondbezitters, omdat de inheemse bevolking wegens gebrek aan andere bestaansmogelijk heden niet tot de vorming van bezit had kunnen komen. Door de heerlijke rechten konden de landheren boven dien onbeperkt over haar regeren, zodat ook geëman cipeerde ideën van buiten niet tot het platteland door konden dringen of althans niet in practijk konden wor den gebracht. Onder deze omstandigheden moet in 1794 de komst der Fransen met hun revolutionaire leuze: „vrijheid, gelijk heid en broederschap" het land wel bijzonder geschokt hebben, veel meer dan dit in de stad het geval was. Er kwam eenheid van bestuur en rechtspraak, zodat de dorpsheren nog slechts hun eigen pachters in de hand konden houden. De vermindering der inkomsten en de verhoging der lonen had bovendien tot gevolg, dat de kastelen langzaam in verval begonnen te geraken. Dit proces duurt nog steeds voort, in deze eeuw zelfs in versnelde mate als gevolg van de hoge belastingen en wegens de trek naar de stad door de oude landadel. Was het vroeger voor hen niet „comme il faut" om zich be zig te houden met handel of industrie, de versnippering der vermogens noopte er toe de bakens te verzetten. We zien nu, dat alleen de leiders van de opkomende industrie zich de restauratie van oude kastelen geheel uit eigen beurs kunnen veroorloven, dan wel in staat zijn nieuwe buitenplaatsen te stichten. De andere historische bouw werken moeten wachten op de oprichting van de Rijks dienst voor Monumentenzorg. Doch dan is de nood zo danig groot, dat vele eigenaars mèt de subsidies ook niet meer in staat zijn de restauratie te bekostigen. Bestem- 149

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 171