HOOFDSTUK X DE KASTELEN IN HET LAND VAN DAELHEM 1 enslotte komen we dan in het derde land van Over- maze, het graafschap Daelhem. Noorbeek en Mheer vormden hiermede een gesloten geheel, doch Cadier en Oost waren enclaves in vreemd gebied. De geschiedenis van MHEER gaat vrij ver terug. In 1314 Willem van Meere „tenet domum lapideam apud Mere ad jus de Lembourch, tenet secundo dominium de Meer ad jus de Dalhem." Het kasteel bestond toen dus reeds en wanneer we afgaan op nog aanwezig muurwerk in vuursteen met visgraatverband, dan komen we zelfs, naar analogie van de kerk te Mesch (zie hfdst. V) in de 9e eeuw terecht1). Uit de aangehaalde tekst blijkt tevens, dat kasteel en heerlijkheid niet terzelfder plaatse ver heven moesten worden. In de Necrologium van O.L. Vrouw van Aken komt overigens begin 1100 een Willem van Mereh voor, die tevens burggraaf was van Daelhem als dienstman van de Hochstades (vgl. blz. 62). Het kasteel is een van de weinige hooggelegen burch ten in Zuid Limburg1) en daarom omgeven door droge grachten. De ligging op de rand van een oude Maasbedding, op de bodem waarvan Noorbeek ligt (vgl. Hfdst. I) werd niet aestetisch uitgebuit. Aan die zijde ligt de U-vormige hoeve. Daartegenover verheft zich het kasteel, dat oorspronkelijk ook U-vormig was met de open zijde naar de hoeve en een zware ronde hoektoren aan het zuidelijk uiteinde van de oostvleugel. Dit gedeelte is een algehele herbouw uit de 17e eeuw en vertoont dus de renaissance stijl. Op de N.O. hoek moe ten vroeger zeer oude funderingen van nog een vier kante toren aangetroffen zijn. In de 18e of 19e eeuw 1) Sommigen willen de oorsprong van Mheer, evenals die van de Lichtenberg op de St Pietersberg, zien als een Romeinse lichttoren (lichtsignalen). 131

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1951 | | pagina 151