nemelijk, dat de situatie oorspronkelijk dezelfde is ge
weest als te Hoensbroek, waarbij de gracht tussen voor
burcht en kasteel i.p.v. die tussen voorburcht en hoeve
gedempt werd. Men kwam toen dus alleen binnen via de
hoeve en moest drie valbruggen passeren.
De lange zijde van de voorburcht wordt geflankeerd door
twee uitspringende torens met leien spits, terwijl de
(latere?) poort in het midden wordt omlijst door twee
muurzuilen, een fronton en een verhoogd dak met vier
kant torentje. Het massale doch voorname front van het
kasteel, dat tot ongeveer 1850 eveneens U-vormig was,
is de zijkant van de noordvleugel. Het gebouw is even
als de bijgebouwen opgetrokken van baksteen en telt
boven de kelderverdieping en de begane grond twee
verdiepingen. Op de hoek van de zuidelijke met de wes
telijke vleugel, dus rechts achter, staat een vierkante uit
springende toren op basement met schietgaten. Hij telt
vijf verdiepingen, terwijl de karakteristieke leien spits
hier meerdere malen in- en uitgezwenkt is. De versiering
van het gebouw bestaat uit hoekblokken van mergel en
vensteromlijstingen van Naamse steen, terwijl de 19e
eeuwse oostelijke vleugel een bordes vertoont. De ba
rokke torenspitsen en sommige Lodewijk XIV vensters
zijn de producten van 18e eeuwse verbouwingen.
Neubourg en de heerlijkheid zijn later nog driemaal ver
kocht en wel in 1716 aan de Akense lakenfabrikant
J. A. de Clermont, die er in 1717 Tsaar Peter de Grote
ontving, in 1732 aan F. graaf van Plettenberg en Wittem
(zie hfdst. XI) en in 1769 aan L. B. baron de Hayme de
Houffalize, die gehuwd was met een zuster van Nicolaas
Willems, de bouwer van kasteel Amstenrade. Baron de
Hayme was destijds het enige lid van de ridderschap van
Staats 's Hertogenrade. Door een alliantie met een graaf
de Marchant et d'Ansembourg kwamen beide kastelen
in deze familie en zijn dit nu nog. In de voorburcht van
Neubourg treft men tenslotte aan de moderne kapel en
een klein Amerikaans oorlogsmuseum.
Te Reijmerstock, een gehucht onder Gulpen, is nog be
zienswaardig de Puthof „ein aldt stoc- en Riddermatigh
127